De cover: het sneue familielid in de popmuziek. Even vaak verguisd als bejubeld. Zoals iemands boekenkast iets zegt over zijn of haar smaak, vertellen covers iets over de invloeden en voorkeuren van een artiest. In een geslaagde cover verandert de kleur en betekenis van een nummer en wordt vrolijk ineens triest, oppervlakkig indringend en stampend ineens dansbaar. In een drieluik proeft Hardhoofd van het muzikale fenomeen dat coveren is. In deel I werpt Melle een korte blik op de muziekgeschiedenis van originaliteit, om meer te weten te komen over covers in de hedendaagse popcultuur: c’est le ton qui fait la musique.
De geschiedenis van het origineel
Het idee van de ‘cover’ is afhankelijk van het idee van het ‘origineel’, een bij uitstek Romantisch begrip dat uitgaat van een individuele auteur als schepper en eigenaar van een werk. Dit idee komt in de loop van de achttiende eeuw op en wordt in de negentiende eeuw een belangrijke pijler van ons kunstbegrip. Voor die tijd was auteurschap veel minder rigide dan wij gewend zijn. Het was dan ook niet ongebruikelijk dat componisten elkaars werk kopieerden, niet in de laatste plaats omdat het overschrijven van andermans werk een goede manier is om dat werk te bestuderen en te analyseren.
Dit soort praktijken wordt minder gangbaar met de invoering van auteursrecht en grotere verspreiding van bladmuziek in de loop van achttiende eeuw. Die ontwikkeling wordt in de negentiende eeuw versterkt door de overheersende ideologie van originaliteit, genialiteit en god-given individueel talent. De kunstenaar wordt omgevormd van een ambachtsman tot een unieke, scheppende geest.
De hedendaagse popmuziek kent in eerste instantie een andere aanvliegroute: de vooroorlogse populaire muziek was een smeltpot van diverse soorten volks-, show en vermaaksmuziek, die vooral aan populariteit won sinds de uitvinding en snelle verspreiding van opnames. Door gebrek aan wetgeving over auteursrecht voor uitvoerenden profiteerden in eerste instantie hoofdzakelijk uitgevers (van bladmuziek), platenmaatschappijen en componisten van dit succes. Op de beroemde “Tin Pan Alley” werkten in de jaren '20 en '30 honderden songwriters in loondienst aan het aan de lopende band schrijven van hits. De artiest was – net zoals de ‘ster’ in de opkomende filmindustrie – meer een vehikel om de verkoop te stimuleren, dan een oorspronkelijk kunstenaar in de Romantische zin van het woord.
"If I could find a white man who had the Negro sound and the Negro feel, I could make a billion dollars."
De gelijktijdig opkomende jazzmuziek vormde hierop een belangrijke uitzondering, omdat uitvoerende en componist veelal één en dezelfde persoon waren en er überhaupt geen bladmuziek aan het compositieproces te pas kwam. Juist de wisselwerking tussen de jazz-, blues- en rhythm and blues-muziek van zwart Amerika enerzijds en de populaire muziekcultuur in Europa en blank Amerika anderzijds legde de basis voor naoorlogse popmuziek. Die basis ligt besloten in de, om vanzelfsprekende redenen controversiële, uitspraak van Sam Phillips, eigenaar van de Sun Studio’s en ontdekker van Elvis: "If I could find a white man who had the Negro sound and the Negro feel, I could make a billion dollars." Want zo geschiedde: met Elvis’ ‘covers’ van de ‘negro sound’ was de eerste superster van de moderne popmuziek geboren.
Een superster die echter nog altijd niet zijn eigen nummers schreef. Ook Elvis vertolkte, in de traditie van Tin Pan Alley, nummers die anderen voor hem schreven. De moderne popmuziek wordt pas echt geboren op het moment dat The Beatles, in eerste instantie niet meer dan een uitstekende coverband van datzelfde Amerikaanse materiaal, de wereld veroveren met materiaal dat zij niet alleen uitvoerden, maar ook zelf schreven en later zelfs mede produceerden. Bestond hun eerste album nog voor bijna de helft uit covers, de hitsingles waren vanaf het eerste begin nummers die Lennon en McCartney zelf geschreven hadden. Het originele liedje kwam centraal te staan en het Romantische idee van de scheppende kunstenaar deed definitief zijn intrede in de Westerse popmuziek.
Het geluid omgegooid
Maar popmuziek was en is iets fundamenteel anders dan de Westerse kunstmuziek. Ik schreef daar al eerder uitgebreid over in dit artikel: waar klassieke, gecomponeerde muziek gebaseerd is op het idee van muzieknotatie en dus op een abstracte weergave van ingewikkelde muzikale ideeën, is moderne popmuziek ontstaan op basis van de mogelijkheid om geluid op te nemen. In plaats van originele en complexe muzikale ideeën, staat het begrip 'sound' centraal. Los van vlotte koppen, een scherpe tong, begenadigd en kundig songwritersschap en het voordeel van de opkomende televisie, was het vooral de vernieuwende, eigen ‘sound’ van The Beatles die hen groot succes bezorgde.
Een geslaagde cover moet daarom voldoen aan één van twee mogelijke voorwaarden: of de cover betoont eer aan de invloeden van de artiest of band in kwestie, bevestigt daarmee een traditie, en legitimeert zo – als het goed is – de status van de band zelf. Een dergelijk cover blijft vaak relatief dicht bij het origineel: het is immers een eerbetoon. De tweede optie is gangbaarder en interessanter: artiesten die zich een nummer toe-eigenen door er een eigen draai aan mee te geven. Omdat popmuziek het niet moet hebben van complexe structuren, grote vormen en minutieus uitgewerkte patronen, eigent een popmuzikant zich een nummer toe door middel van zijn specifieke, herkenbare eigen 'sound.'
Akkoorden, melodie en ritme blijven vaak min of meer hetzelfde, of berusten in ieder geval op dezelfde muzikale basis, maar de feitelijke uitwerking verschilt – harde gitaren worden toegevoegd of juist weggelaten, een beat doet zijn intrede of juist niet, het tempo wordt vertraagd of versneld, een ritme verandert, de gruizige sound van het origineel wordt vervangen door een glanzende productie, of andersom. Op die manier is het gelegitimeerd om het werk van een ander te spelen: je hebt het immers omgevormd tot iets wat toch weer, onvervreemdbaar, van jezelf is geworden. Een goede cover draagt daarmee bij aan het idee van eigenheid en authenticiteit van een artiest, in plaats van dat het er afbreuk aan doet. Een cover wordt niet voor niets ‘cover’ genoemd; het doet precies dat: een goede cover ‘bedekt’ of ‘verhult’ het origineel.
Van drakerige rock tot floorfiller
Het aardige, en wat naar mijn mening een geslaagde cover maakt, is dat een nummer langs die weg ook een nieuwe lading en dus nieuwe betekenissen meekrijgt. Betekenissen die de auteur er wellicht helemaal niet heeft ingelegd. Voorbeelden hiervan zijn eindeloos. Als M. Ward de beroemde Bowie-song ‘Let’s Dance’ speelt met niets dan een ingetogen gitaarpartij, wordt het opzwepende, funky dansnummer ineens een breekbaar liefdesliedje. Pink Floyd’s wat drakerige rock-single 'Comfortably Numb' veranderde in de handen van de Scissor Sisters juist in een floorfiller. De megahit ‘Under Pressure’ van Queen en David Bowie vliegt bij Xiu Xiu en Michael Gira in een soort manische dollemansrit volledig uit de bocht. En Beyoncé’s uitbundige 'Crazy In Love' verwoordt bij Antony and the Johnsons plots de zielenroerselen van een getormenteerde geliefde.
Laibach – belangrijke inspiratiebron voor het bekendere en commerciëlere Rammstein – bestookt de wereld al sinds 1980 met dit soort transformaties: verwrongen, industriële, pseudo-fascistische covers van 'klassieke' nummers als 'Ballad of a Thin Man' van Bob Dylan, 'Sympathy For the Devil' van The Rolling Stones, 'One Vision' van Queen en het volledige album 'Let It Be' van The Beatles. In een artikel over Laibach getiteld “Why NSK and Laibach are not Fascist” beargumenteert de eveneens Sloveense filosoof Slavoj Zizek dat Laibach met dit soort covers de verborgen, pseudofascistische ondertoon in die nummers aan de oppervlakte brengt. Door overbekende popsongs om te toveren in fascistische marsliederen laat de groep zien dat er niet veel hoeft te gebeuren om een schijnbaar onschuldig popnummer te transformeren in een verontrustend manifest. De manier waarop je het brengt is net zo belangrijk als dat wat je te zeggen hebt. De verpakking kan veel goeds of kwaads doen voor de betekenis van de inhoud. Want voor alle muziek geldt uiteindelijk: c'est le ton qui fait la musique.