Deze maand exposeert Polly's Picture Show, een jong platform voor hedendaagse fotografie, werken van de zogenaamde Confettigeneratie. Na een bezoek aan deze levendige expositie peinst Sanne over deze bekritiseerde term.
In 2010 kwam HP/De Tijd met een special van vierentachtig pagina’s over ‘De Confettigeneratie’. De makers werden omschreven als ‘een aanstormende jonge garde in de journalistiek’: negentien studenten van de postdoc Dagbladopleiding Journalistiek. Ze schreven een Manifest.
Wij, de confettigeneratie, bestaan juist bij de gratie van veelheid. De vele verschillende kleuren confetti geven telkens een ander gevoel, samen maakt het een feest. Elk puntje van de taart heeft een ander smaakje dat we willen proeven, want we zeggen geen nee. Alles moet worden geprobeerd.
Het gaat verder. Yoga, wereldreizen, hippe clubs, twitter, coke, smartphones, blablabla. Ik word altijd een beetje moe van dit soort Manifesten – het woord Manifest suggereert namelijk een revolutionair statement, geen gemompel over smartphones. Denk bijvoorbeeld aan het beroemde Manifeste du Surréalisme, geschreven door André Breton in 1924:
"Het reduceren van de verbeelding tot een staat van slavernij – terwijl dit de vernietiging betekent van wat men doorgaans geluk noemt – is het verraden van een absoluut rechtvaardigheidsgevoel in onszelf. Alleen de verbeelding geeft een glimp van wat zou kunnen zijn."
Je moet even door het Freudiaanse gewauwel heen lezen, maar dan blijft er een explosieve, revolutionaire boodschap over. De Surrealisten wijzen het rationalisme af en noemen de droom als enige ware staat van zijn. Je vindt het onzin of je vindt het briljant (het feit dat het Surrealisme één van de meest invloedrijke kunststromingen van de twintigste eeuw is doet neigen naar ‘briljant’) – maar het is in ieder geval een statement.
Over statements gesproken, in oktober 2009 werd Amsterdam door deze redactie volgeplakt met een proclamatie:
Wij groeien op in een tijd waarin we niet vast zitten aan een bepaalde moraal. Onze levensstijl en levenswijze kunnen wij zelf ontwerpen. Kiezen is geen keuze meer, maar een verplichting.(...) Met zoveel tijd, geld en talent zijn er geen excuses meer. Wij kunnen onze fouten of ongeluk niet wijten aan een katholieke jeugd of de bekrompenheid van onze ouders.
Hoewel hard//hoofd meestal heeft geprobeerd zich verre te houden van het generatiedenken, wordt ook hier erkend dat ‘wij’ worden gedicteerd door een veelheid aan keuzes. Omdat we zijn opgegroeid in de overvloedige jaren negentig, met internet, met babyboom-ouders die onze ontwikkeling geen strobreed in de weg hebben gelegd. De laatste jaren zijn veel pogingen gedaan tot het duiden van deze generatie, hoe je hem ook wil noemen - confetti, copy/paste of generatie nul. Hard//hoofd lijkt een typische exponent van HP’s Confettigeneratie, maar oud-hoofdredacteur Rutger Lemm schreef een jaar na de oprichting:
Waarom frustreert het de samenleving zo dat mijn generatie zo moeilijk te vangen is? Hebben we niets beters te doen? [...] Het is alsof de oudere generatie de twintiger bij de kraag pakt en door elkaar schudt, terwijl hij schreeuwt: “Ik snap er niets meer van! Alles gaat zo snel! Hoe ziet mijn leven er over tien jaar uit?! Wat is een iPad?!”
Het Amsterdamse fotografieplatform Polly’s Picture Show presenteerde in het najaar van 2012 haar derde groepstentoonstelling: Confetti Generation, in het Amsterdamse Vondelparkpaviljoen. De hoofdlijnen van HP/De Tijd’s definitie van de Confettigeneratie – individualistisch, niet-geëngageerd en grenzeloos – werden door Polly’s Picture Show aangegrepen voor deze expositie, die door de makers wordt omschreven als ‘een kleurige presentatie die zich richt op de wijze waarop deze generatie zichzelf definieert en presenteert.’
Het thema is niet altijd even duidelijk terug te vinden in de getoonde werken. Er is voornamelijk fotografie te zien, maar ook installaties, videokunst en sculpturen. Een werk dat zich wel direct tot het thema verhoudt, is de film ‘IK, Confetti & Kunst’ van Suzanne Posthumus, waarin ze zichzelf portretteert in de eerste twee jaar na haar afstuderen – het welbekende ‘zwarte gat’. Ze toont haar eigen onzekerheid en de eeuwige vraag van pasafgestudeerden: wat wil ik? Posthumus filmt zichzelf op een vernissage in Londen. In de voiceover stelt ze de vraag bijna letterlijk: "Wat doe ik hier? Wil ik dit?"
Anna de Jong ging voor haar fotoserie ‘Play’ op zoek naar door Aldo van Eyck in de jaren vijftig ontworpen speelplaatsen in Amsterdam. De strakke, moderne klimrekken en zandbakken werden door haar gecombineerd met gekleurde geometrische vormen. Mooi en verrassend is de voyeuristische fotoserie van Anne Huijnen, waarin keurig aangeklede vrouwen (in feite is het één model, steeds in een andere setting) een borst flashen. De vraag wordt gesteld: waarom vinden we het normaal de hele dag te worden geconfronteerd met seks, maar schrikken we wanneer naaktheid uit de seksuele context wordt gehaald?
Het werk ‘Johnny come home – wildboy’ gaat over een mannelijk stereotype: de soldaat. Joscha Steffens fotografeerde in Rusland een groep door oorlog geobsedeerde mannen, die poseren in camouflagepakken en met geweren – in de eerste instantie is het echter niet duidelijk dat ze poseren, en hebben de foto’s een hele andere lading. Milou Abel filmde jongeren die bij elkaar komen om zich te verkleden in dierenpakken, eigenlijk hetzelfde als Joscha Steffens’ Russische nepsoldaten. De Confettigeneratie houdt duidelijk van verkleden.
Diversiteit is het codewoord bij deze expositie, en kijkend naar de werken realiseer je je dat deze kunstenaars weliswaar tot dezelfde generatie behoren, maar dat de samenhang daar in feite stopt. Jaap Cohen schrijft in de tentoonstellingsfolder: "de confettigeneratie is de eerste generatie in de geschiedenis die juist aan het ontbreken van enige samenhang haar samenhang ontleent."
Onze generatie ís dus eigenlijk helemaal geen generatie – we zijn gewoon een groep jonge mensen die toevallig in dezelfde periode is geboren.
Opvallend is wel dat wij met z’n alleen enorm hangen aan het verleden – nooit waren er zoveel themafeestjes, liefst in eighties- of nineties-sferen, waarop we vol nostalgie luisteren naar Madonna, Michael Jackson en de Spice Girls. Acteur/DJ Géza Weisz (1986) organiseert regelmatig de populaire clubavond ‘Klassenfeestje’ in Paradiso, die hij in het Parool omschreef als "lekker dansen op Ray en Anita". De installatie ‘Headhunters’ in Confetti Generation verwijst naar dit fenomeen: fotograaf Kasper Jacobs vond een serie foto’s van nineties-themafeestjes in het archief van een evenementenbureau, en plakte die slordig bij elkaar. Een eindeloze hoeveelheid feestgangers die losgaat op muziek uit hun jeugd, die nog maar net achter ze ligt.
We dragen vintage kleding, we zijn geobsedeerd door Mad Men, we willen onbespoten groente en zelf jam maken. Keren we ons af van de hedendaagse maatschappij omdat we niet weten wat we ermee moeten?
Kijken wij liever achterom dan vooruit? Is het juist het gebrek aan cohesie dat maakt dat we ons prettig voelen wanneer we teruggaan naar onze jeugd, toen er nog geen Facebook was en het een half uur duurde om een internetpagina te laden? Confetti Generation stelt deze vragen niet expliciet, maar scheert er soms langs. Kan een generatie zichzelf überhaupt wel definiëren? Het is buitengewoon moeilijk, misschien wel ondoenlijk, om een tijdperk te duiden waar je middenin zit.
Voor kunstenaars kan het interessant zijn om bij een groep of generatie te horen. Het levert over het algemeen veel publiciteit op en het bekt lekker: denk aan de Young British Artists uit de jaren negentig (Tracey Emin en Damian Hirst maakten hiervan deel uit) of de fameuze Antwerp Six (zes Belgische modeontwerpers onder wie Ann Demeulemeester en Dries van Noten die in 1988 een sensatie waren in Londen). Dit is echter meestal een commerciële truc om de prijs van kunstwerken op te drijven en een hype te creëren.
Ongemerkt ben ik ergens halverwege dit artikel toch in de ‘wij-vorm’ gaan schrijven. Als het over mijn generatie gaat moet ik altijd denken aan Groucho Marx’ beroemde uitspraak dat ik liever niet bij een club hoor die mij wil hebben, en al helemaal niet als deze zo’n blije kutnaam heeft als ‘Confetti’. Het valt niet te ontkennen dat wij in alle opzichten versnipperd zijn, dat we geobsedeerd zijn door nostalgie en dat we allemaal een smartphone hebben. Maar dat kan toch niet alles zijn?
Misschien moeten we ons echte manifest nog schrijven.
--
Confetti Generation is nog te bezoeken tot 21 oktober, Vondelparkpaviljoen, Amsterdam. Polly's picture show zal bovendien aanwezig zijn op de Kunstvlaai 2012.