Zo kan het zomaar verkeren dat je in de Waddenzee dobbert. En dan bedoel ik niet ‘in de Waddenzee zwemt’, ‘vaart’, ‘watertrappelt’, ‘pootjebaadt’, ‘duikt’, ‘snorkelt’, ‘surft’ ‘paddleboardt’ of ‘staat’. Ik bedoel drijven. Complete overgave aan de richting van het water en geen kilojoule spierkracht.
Zeilschip Vita Nova, zei een vriend, of ik daar een weekend aan boord wilde? Als ik durfde?
Korte aarzeling.
Op een zeilschip ben je overgeleverd aan slechts twee oerkrachten: wind en water. Vechten met natuurkrachten, een gezond outdoor alternatief tegen het stadse fratsen geknok met innerlijke demonen. Jezelf herontdekken. Dacht ik.
Vita Nova, een nieuw leven.
In Haven West-Terschelling nam ik een ochtendduik. Er stond een onverbiddelijke stroming, die iedere zwembadglijbaan reduceerde tot een sneu klaterbeekje. Hoe hard die stroming was? Zo hard dat de elastiekjes uit je haren gerukt worden. Dat je op de plaats zwemt en niet vooruitkomt.
Ik nam me voor om toch stroomopwaarts te zwemmen tot de overkant van de haven (een bovenmenselijke krachtinspanning, hoe doet de zalm dit?). En dan: me terug te laten voeren naar ons bootje door niets meer dan de stroom, te dobberen: helemaal niets doen.
Niet watertrappelen. Niet zwemmen. Geen armgeflapper gebruiken. Niet sturen. Niet even kijken hoe ver je al bent. Op de stroming vertrouwen en merken dat je drijft.
Niet kijken, alleen zonnewarmte op je wang voelen. De breking van de golven tegen de bootjes ter oriëntatie. Een meeuwenkreet ten teken dat land nabij is. Schouders los.
Daar was het, overgave.
Zwemster overmand door stroming in Wad, schoot plotseling de krantenkop door me heen. Dit is hoe mensen doodgaan.
Weg was de overgave.
Controle. Kijken, sturen, kikkertje-wijd-sluit, crawlen, zwemmen, alsof mijn leven ervan afhing, terug naar het bootje.
Waarom vind ik dit zo eng? dacht ik bibberend in een handdoek met een kop gemberthee.
Maar geef toe, lezer, wanneer heb jij je voor het laatst ergens compleet aan overgegeven?
Gedanst met je ogen dicht. Een hond tegen je op laten springen. Gezongen op de fiets in windstilte. Gejammerd. Een wesp op je huid laten zitten. Je onmogelijke liefde echt achterna gezeten, niet dat halfzachte gedoe, maar vermomd als struik, overal naartoe? Wanneer ben je voor het laatst echt verdwaald?
Wanneer ben je voor het laatst echt verdwaald?
Overgave is niet meer van onze tijd.
Ook op een zeilbootje blijken overal subtiele controlemechanismes ingebouwd, die de overgave aan de natuur tegenhouden.
En toch, en toch…
Ik schreef dit gedicht.
Schipper!
Varen in de vaargeul, niet zien waar het schip strandt.
Navigeren op kaarten, niet op sterren.
Waar vrijheid: dijken. Waar dijken: sluizen.
Altijd een lamp aan in het duister
Een land dat liggeld rekent voor een nacht, haar kust niemand gratis
En toch:
vogels
Waar wind wint: reddingsvesten.
Waar wind verzaakt: motoren.
Touw dat alles vastbindt, wind die loswrikt.
Waterdichte planken huilen toch, tocht
Alles wat niet vastzit, duikt onder
Alles wat niet onder duikt, een mastklap
Maar als stroom en lucht sluw tegenspelen
Doorweken, maanden droogstand
Stormvloed springtij scheurbuik kapseis kielhaal
Dan tenslotte toch maar
overstag

Marthe van Bronkhorst (zij/haar) is schrijver, theatermaker en psycholoog en studeerde aan de VU Amsterdam en Harvard Medical School. Ze schreef voor onder meer Theater Ins Blau, Sonnevanck, Over het IJ festival, Kluger Hans, Meander, De Revisor en werkt aan een roman over duikers bij uitgeverij De Geus.

Jessica Bacuna (1996) vindt de wereld een vreemde plek die ze niet altijd begrijpt. Dat inspireert haar om op een speelse manier te illustreren in combinatie met vervreemdende elementen.