Op een woensdagavond kwam mijn nieuwe vriendin J. eten. Ze woont vlakbij en we kennen elkaar nog niet zo lang. Tijdens een verjaardag van een gezamenlijke vriendin kwamen we tot de conclusie dat we allebei wel wat nieuwe vrienden wilden maken en ik nodigde haar uit bij mij thuis. Toen ze daadwerkelijk langs zou komen, werd ik nerveus: ik wilde wel mijn best doen, maar ook weer niet te. Zou ze allergieën hebben? Was ze eigenlijk veganist?
Ongeveer een jaar geleden verhuisde ik naar mijn nieuwe woonplaats en J. is een van de mensen die ik hier nu ken. Het was een raar moment om te verhuizen: er was een pandemie gaande en het was niet alsof ik een nieuwe baan of geliefde had in een ander deel van het land. In feite was er geen noodzaak om te verhuizen, behalve dan dat ik al vijf jaar in mijn vorige woonplaats woonde en er los van een huisgenoot niet één vriend had gemaakt.
Ik ben daar bepaald niet trots op, sterker nog: ik geneer me terwijl ik het opschrijf. Ik zie mezelf als best een sociaal persoon: als ik wil kan ik redelijk makkelijk contact maken, ondanks dat ik er af en toe een onhandige opmerking uitflap. Tot pak hem beet mijn tweeëntwintigste maakte ik allerlei nieuwe vrienden: op de basisschool, op de middelbare school, op de universiteit, bij een dansgroepje, in mijn studentenhuis, maar daarna bleef de samenstelling van de mensen met wie ik omging ongeveer gelijk. Tegelijkertijd veranderde er wel van alles in onze levens: vrienden verhuisden, raakten uit beeld, kregen kinderen. Ik onderzocht met welk NS-abonnement ik het goedkoopst uit was toen mijn studenten-ov ophield en bleef iedereen bezoeken. Maar uiteindelijk kon ik nooit op de fiets even koffiedrinken met iemand. Iets met die goede buur, terwijl ik alleen verre vrienden had.
Als je aan iemand vraagt hoe het gaat zeggen negen van de tien mensen ‘goed, druk’.
Ik verhuisde omdat twee van mijn beste vrienden in mijn nieuwe woonplaats wonen, en tegelijkertijd realiseerde ik me: nu moet er wel iets gaan gebeuren. Maar vrienden maken in een stad waar je niet studeert of werkt was niet zo makkelijk. Waar te beginnen? Als je aan iemand vraagt hoe het gaat zeggen negen van de tien mensen ‘goed, druk’. Al die drukke mensen hebben toch helemaal geen zin in een nieuwe vriendschap, in nog iemand om in de agenda te proppen? En bovendien: waar vind je nieuwe, leuke mensen? Spreek je iemand dan gewoon aan in een café of op straat?
Zoals wel meer dingen in het leven ontstond de prille vriendschap tussen J. en mij ‘via via’. Om ervoor te zorgen dat we het er niet bij konden laten zitten vroeg ik J. die avond expliciet: zullen we vrienden worden? Het voelde een beetje belachelijk, de laatste keer dat ik die vraag stelde was op de basisschool, en als volwassen vrouw was dit ineens veel enger. Als ze maar niet dacht dat ik ‘vriendloos’ was, zoals de gemene puberbreinen van mijn zus en mij vroeger mensen noemden die in de pauze hun boterhammen alleen stonden te eten. Maar het leek J. gelukkig een goed idee.
Ze was geen veganist, ik had veel te veel eten en we dronken meer wijn dan verstandig was op een doordeweekse dag, maar precies daardoor wisten we zeker: vanaf nu hebben we er allebei een goede buur bij, die ook nog een vriend is.
Eva van den Boogaard is literatuurwetenschapper, docent en onderwijsinnovator bij St. Joost School of Art & Design en eindredacteur bij Hard//hoofd. Haar verborgen talent is slapen en haar minder verborgen talent twijfelen. Ze rent graag langs de Vecht, zingt met karaoke het liefst George Michael en droomt van een Heilige Birmaan als huisdier.
Rueben Millenaar is een illustrator die werkt in Groningen. Hij houdt zich het liefste bezig met maatschappelijke kwesties in beeld te krijgen. Vaker dan niet resulteert dat in het tekenen van naakte mensen.