Alsof je in een kijkdoos kijkt, zo’n mooie, waarin je een heel nieuwe wereld ziet. Zo was het toen we bij de Grand Canyon kwamen. We parkeerden bij het bezoekerscentrum, maar dachten: eerst kijken bij de rand. Gelukkig stond er een hek en dat pak je vanzelf meteen vast, want je wordt bijna duizelig van wat je daar ziet.
Onafzienbaar is het landschap van hoekige en geribbelde bergen, roodkoper, grijs, oker en donkergrijs op de schaduwvlakken. De diepte van de kloof met her en der een klein stukje groen van de Colorado River. De horizon aan de overkant van de canyon met rij achter rij afgevlakte bergketens die in de verte vervagen tot wazige lijnen. We waren er helemaal stil van.
Ruim vier weken reisden man en ik door het zuidwesten van de Verenigde Staten. We zagen de Pacific Coast, de woestijnen met de meters hoge cactussen bij Tucson en de canyons waar je - de onderste aardlaag is naar schatting 600 miljoen jaar oud - de kleutertijd van de aarde ziet. Op de rode vlakten met tafelbergen van Monument Park roffelden in mijn hoofd tachtigduizend buffels. In Tombstone, Arizona zagen we sheriff Wyatt Earp de legendarische shoot out van 26 oktober 1881 (36 seconden, 27 schoten, drie doden) in een stoffige straat nog eens overdoen.
Als kind las ik mij suf aan indianen- en cowboyboeken, over de goudkoorts, de trek van de eerste kolonisten, de Navajo en Apache, de veedrijvers en de buffeljacht. Het was allemaal even spannend. In mijn fantasie speelde dat alles zich af in een overzichtelijk gebied, zoiets als het IJmuider strand, maar dan wel helemaal tot Zandvoort.
Zo enorm groot als Amerika echt is, ik had er geen voorstelling van. Wat 46 graden Celsius met je doet (Death Valley) wist ik trouwens ook niet. Ik lag met gespreide ledematen voor de airco in de auto met een koel flesje in mijn nek. Voor geen goud zou ik die zoutvlakte op lopen, hoe prachtig dat beige-witte maanlandschap in al zijn dodelijke hitte ook is.
Omdat je hier in Europa nauwelijks nog eindeloos woest landschap tegenkomt, is het dagenlang rijden door de leegte van wonderlijk gekleurde, zich steeds verder uitstrekkende kale bergen, even onherbergzaam als de zinderende woestijnen, een belevenis. Eigenlijk was het dus niet zozeer kijken ìn de kijkdoos als wel vanuit de kijkdoos, naar de enorme wereld daarbuiten.
Ik kan hier wel vertellen dat, met of zonder Trump, Amerika een geweldig vakantieland is, en dat je met New York Amerika nog niet hebt gezien, maar ja, dat is het lot van de reiziger: je komt begeesterd terug, uitleggen kun je het niet. Alleen degenen die je voorgingen, die knikken begrijpend met een nostalgische blik en een lichte zucht.
Intussen zitten we weer op onze kleine postzegel. De tuin is geëxplodeerd tot een grote groene wolk, de wasmachine draait weer. Aan de radiator in de gang hangt mijn verschoten rode pet van Yosemite. In de kast ligt een grijs t-shirt met in zwart de silhouetten van drie cowboys te paard. De yankee in mij is ontwaakt. Die had nog wel langer willen kijken, maar de kijkdoos is weer dicht.
Loes de Fauwe is journalist en oud-verslaggever van Het Parool. Ze publiceerde twee boeken, Kasba Holland (met Arthur van Amerongen) en Een moeilijke jeugd. Sinds Loes afscheid nam van de krant verheugt ze zich in haar bestaan als gepensioneerde. Zonder plichten, zonder wekker, maar nog steeds met een nieuwsgierige blik op de wereld.
Lisa-Marie van Barneveld is editorial illustrator. Ze houdt van korte deadlines en moeilijke onderwerpen. Haar geheime superkracht is meer verf op haar handen/kleren/tafel/kat krijgen dan op het papier.