Mijn dochter kan vier woorden lezen: ‘mama’, ‘papa’, ‘Annika’ en ‘stop’. De eerste twee woorden kan ze ook schrijven en met een beetje hulp lukt dat met de laatste twee eveneens. Het is goed mogelijk dat ze nog meer kan lezen of schrijven, maar dat houdt ze dan liever voor zichzelf. Met de magneetjes op onze koelkast laat ik zien hoe eenvoudig je nieuwe woorden kan vormen. Als je de ‘p’ van ‘stop’ vervangt door de ‘m’ van ‘mama’, staat er opeens ‘stom’. En als je dan de ‘o’ weer wegschuift om daar de ‘a’ van ‘Annika’ neer te zetten, is er ‘stam’ te lezen. Elke keer ben ik opnieuw onder de indruk hiervan. ‘Knap hoor, papa,’ zegt Annika dan en schuift driftig alle magneetjes door elkaar, waardoor er nu ‘pstrknocro’ staat. ‘Er staat "djingonimo", dat is Engels voor "nou en of'’’, legt mijn vierjarige dochter uit. Ze gaat nog maar twee-en-een-halve week naar school, maar weet nu al zoveel meer dan ik.
Annika leerde het woordje ‘stop’ lezen in de bus. Ze ontdekte dat de letters op het knopje boven ons identiek waren aan de letters voor ons, die rood oplichten wanneer je op het knopje drukt. Zeer beheerst liet ze haar vingers langs die vier letters glijden. ‘Pas nou op, zo direct druk je nog,’ had ik gefluisterd. Een kindervinger zo dicht bij die verrukkelijke knop, je moet de verleiding ook niet groter maken dan nodig. En we weten allebei hoe buschauffeurs kunnen reageren wanneer er verkeerd wordt omgesprongen met deze cruciale knop.
Op weg naar familie in de provincie, zoals we dat in Amsterdam noemen, drukten we eens een halte te vroeg. Al die dorpen lijken ook zo op elkaar. ‘Zijn we lekker grappen aan het maken?’ had de chauffeur vanuit zijn hokje omgeroepen. ‘Niks zeggen,’ wilde ik nog naar mijn dochter fluisteren, maar het was te laat. ‘Ik heb dat gedaan,’ bekende Annika trots. ‘Ik zei nog: pas op het knopje drukken als papa dat zegt,’ vermaande ik op luide toon. ‘Maar jij zei dat het mocht,’ sprak mijn dochter. ‘Maak het nou niet erger dan het is,’ siste ik haar toe. ‘Ik blijf hier net zo lang staan tot er iemand uitstapt,’ bulderde de buschauffeur. Onbeholpen grijnzend keek ik om mij heen, om daar de gebiedende blikken van onze reisgenoten te ontmoeten. Buiten was net een noodweer losgebarsten. Toen Annika en ik halverwege het weiland waren, bedacht ik pas dat we niet hadden uitgechipt.
Uit angst voor herhaling van dit voorval, houd ik voortaan nauwlettend in de gaten dat ik Annika pas toestemming geef op het knopje te drukken wanneer ik honderd procent zeker weet dat we de juiste halte naderen. ‘Mag ik al op het knopje drukken?’ blijft Annika vragen, als een junk bedelend om een volgend shot, terwijl ik krampachtig starend uit het raam ‘nog even wachten’ herhaal. Slechts twee keer kwam het verlossende ‘ja, NU!’ net te laat, waardoor we een halte terug moesten lopen.
Het stopknopje op het juiste moment indrukken is al met al precisiewerk, dat ik gelukkig steeds meer onder de vingers lijk te krijgen. Toegegeven, met enige hulp van Annika, die op een stuk vanzelfsprekendere wijze dan haar vader de omgeving weet te herkennen. Als we een route nemen die vrij nieuw voor ons is, dan bereid ik dit de avond tevoren nauwkeurig voor met behulp van Google Earth. Op een notitieblokje teken ik de kaart na en zet een kruisje bij het juiste stopmoment.
We maken een vertrouwde bustocht door de stad. ‘Volgens mij moet ik nu drukken, toch?’ vraagt Annika voor de vorm wanneer we onze straat inrijden. Ondanks al onze eerdere mislukkingen, blijft de sympathieke schat mij als autoriteit benaderen. ‘Ja, nog een halve seconde, ja, NU!’ hoor ik mezelf roepen, als een oververhitte ouder aan de kant van een voetbalveld. Net op dat moment horen we ‘ting’ en zien we het lampje aangaan. Iemand anders is ons blijkbaar een tiende seconde voor geweest.
‘Oh, wat misselijk vind ik dat,’ snuift een breedgeschouderde man achter ons. Hij knikt naar een man met rastahaar aan de andere kant van het gangpad.
‘Doe nou maar niet alsof je van niets weet. Een beetje op dat knopje drukken, net wanneer dat kind dat wil gaan doen. Durf je wel, iemands lolletje verpesten? Je traumatiseert dat arme schaap.’
‘Ja,’ bemoeit een vrouw in de gehandicaptenzitplaats zich ermee, ‘ik vind dit ook niet kunnen hoor. Op het busknopje drukken is voor de kinderen. Dat is al een eeuwenlange traditie in dit land.’
‘Voor tradities hebben jullie ook helemaal geen respect,’ valt de man haar bij.
‘Oh, het spijt me zo,’ mompelt de knopdrukker. ‘Ik zat niet op te letten. Als ik het uit kon drukken zou ik het meteen doen.’
‘Ze zouden jou uit moeten drukken,’ snauwt de invalide vrouw.
‘Geen ruzie maken,’ roept Annika. ‘Er staat "stop", maar het is "stom". Een stomme stopknop.’
‘Djingonimo,’ zucht ik in mijn beste Engels. Morgen nemen we weer eens de fiets.
Kasper van Royen is Hard//hoofd-redactielid, is naast vader ook filosoof, ex-docent, ex-dichter, ex-echtgenoot, popfetisjist en postbode.
Erik Wallert gaf zijn baan als journalist eraan om aan de Koninklijke Academie te Antwerpen schilderkunst te studeren. Op die academie worden nog technische vaardigheden geleerd, vaardigheden die Erik nu inzet in autonome tekeningen en illustraties. Hij put inspiratie uit oude grafiek, zoals krantenillustraties en strips uit het fin-de-siècle waarvan hij de sfeer en gratie toepast in tekeningen die evenwel over hedendaagse onderwerpen handelen.