Nog nooit had ik ergens een VIP-kaart voor. Ik ben fan geweest van hordes muzikanten, schrijvers, filmsterren, maar niet eerder voelde ik de behoefte een hand te schudden bij een meet-en-greet, of vooraan te zitten en iemands blik te vangen. Bewondering gaat bij mij altijd samen met de behoefte te verdwijnen.
Maar vandaag heb ik een VIP-kaart. Naast een korte meet-en-greet mag ik op de foto en eventueel een handtekening, ‘als de artiest akkoord gaat’. Voor Eurostory (een literair-journalistieke website over het Eurovisie Songfestival) bezoek ik het concert van de Australische zanger Guy Sebastian in de Melkweg in Amsterdam. Het is de bedoeling dat ik hem straks een paar vragen stel. Samen met ongeveer twintig fans sta ik in de lege concertzaal te wachten, vooral jonge meisjes en oudere vrouwen, ze worden langzaam ongeduldig.
Laatst las ik over celebrity culture. Sharon Marcus, die het boek The drama of celebrity schreef, legt daarin uit dat deze cultuur een constante onderhandeling inhoudt: tussen media – producenten, journalisten, radio-en televisie, fotografen, de beroemdheden zelf – en het publiek. Geen enkele groep bepaalt op zichzelf het narratief van de ster, maar samen zijn ze machtig. Dat is waarom we zo engaged zijn met beroemdheden: we willen onderdeel zijn van iets groots, we willen weten hoe het verdergaat. We willen het verhaal mee-vertellen.
Sebastian komt eindelijk binnen. ‘Hey,’ zegt hij verlegen, ‘so nice to be here.’ Hij kijkt moe, zijn manager zwaait achter hem met haar telefoon. ‘Who wants a picture? Make a line please!’ In Australië is Sebastian gigantisch bekend. In 2003 was hij de eerste winnaar van Australian Idol, sindsdien bracht hij tien platen uit. Je ziet dat hij het geleerd heeft: hoe hij zijn handtekening zet, hoe hij lacht, hoe hij met die lach alles op afstand houdt. Als ik aan de beurt ben krijg ik een knuffel van hem, bij het beantwoorden van mijn vragen gebruikt hij telkens dezelfde vier woorden: amazing, thankful, so nice. ‘Maar het is ook best uitputtend toch?’ vraag ik. ‘Thank you,’ zegt de manager en ze duwt zacht tegen mijn schouder, ‘thank you, bye!’
Marcus schrijft in haar boek over universal celibrity prinses Diana. Eén van de redenen dat zij zo snel zo beroemd kon worden: she knew how to work the press. Ze las zélf de roddelbladen. Al haar hele leven had ze tabloids en soapseries geabsorbeerd, dus ze begreep hoe je ergens een goed verhaal van kunt maken. Ik zie Sebastian zijn handtekening zetten, lach, knuffel, lach, en vraag me af of het waar is. Gaat het erom zelf een verhaal te kunnen maken, of is het belangrijker het verhaal dat voor je gemaakt wordt (so nice) te accepteren?
Het concert is geweldig. Sebastian lijkt niet meer moe, hij vertelt mooie verhalen, zijn liedjes raken me. Hij is dichterbij dan tijdens de meet-en-greet – dat is natuurlijk schijn, dat weet ik wel, maar toch. De behoefte om te verdwijnen zakt; tijdens het laatste applaus gil ik zelfs.

Iduna Paalman (1991) is al bijna vier jaar columnist voor Hard//hoofd. Haar poëziedebuut ‘De grom uit de hond halen’ verscheen in het najaar van 2019 bij Querido. Ze won er de Poëziedebuutprijs 2020 mee. Ze publiceerde onder meer in De Gids, De Revisor, De Groene Amsterdammer en NRC Handelsblad.

Joëlle de Ruiter (1994) is een illustrator uit Groningen met een stevig zwak voor vorm en vlak.