‘Doe mij nog een bakkie, vrouwke!’
Met z’n drieën zitten we aan mijn tuintafel: Gijs de snoeier, zijn zoon Johnny en ik. Gijs heeft zojuist zijn zoveelste sjekkie gerold en bij roken hoort koffie.
‘Nog cola, John?’ Johnny is veertien. Ook hij draait sjekkies, maar voor koffie is hij nog te jong. Hij bromt iets onverstaanbaars. Hij is een harde werker en kijkt lief uit zijn ogen, maar praten doet hij alleen tegen zijn moeder en zijn zus. Vanmorgen om acht uur stonden de twee al in hun blauwe overalls in mijn tuin, klaar voor de jaarlijkse snoeibeurt.
‘Hee,’ bromt Gijs tegen Johnny, ‘ze vraagt je wat. Ben je je tong verloren?’ En tegen mij: ‘Doe dat jongske nog maar een cola. En heb je nog zo’n lekkere gevulde koek, vrouwke? Ik heb al veulsteveul calorieën verbrand!’ Ik krijg een vette knipoog en loop naar binnen om de bestelling in orde te maken.
Het seizoen is bijna voorbij. Nog even en ik keer weer terug naar mijn flatje in de grote stad. Zo is september ieder jaar weer de maand van afscheid nemen en opnieuw beginnen, de maand bij uitstek om toe te geven aan een immer sluimerende melancholie. Alles vraagt erom: het naderende vertrek, de ochtendnevel boven de velden, de overvliegende ganzen richting zuiden. Ik zal ze missen, straks, de mensen uit het dorp die zich geen zorgen maken over de dag van morgen, zolang ze zich verzekerd weten van hun natje en hun droogje.
Ik hou van hun gemoedelijke gekeuvel, het vriendelijke dialect, van de lach waarop ik in de winkel en het café vrijwel altijd kan rekenen. Ook de vogels zal ik missen: het roodborstje en de meesjes, die af en aan komen badderen in de aardewerken schaal; de merels, die na het grasmaaien met scheve koppies wormen uit de grond komen trekken; zelfs Dolly en Roekie zal ik missen, het duivenpaar dat niet met en niet zonder elkaar kan en al zijn ruzies in de kersenboom beslecht met een potje seks.
Straks, als ik de deur van mijn hutje achter me heb dichtgetrokken, zal de natuur weer plaats maken voor de cultuur. Dan komt ook de serieuzere kant van het leven weer aan bod. Op de maandelijkse vrouwenavond zullen we het weer hebben over de dreigingen in de wereld en al die andere misstanden, universeel of in ons persoonlijk leven, waar we geen antwoord op hebben maar het wel proberen te vinden. Ik zal een goede vriendin vragen wanneer we nou eindelijk die euthanasiepapieren eens gaan doornemen, iets wat we al jaren van plan zijn en steeds voor ons uitschuiven.
Ik zal ziekenbezoekjes afleggen, oude banden aanhalen, aan fitness doen en ter controle naar de tandarts, de lenzendokter, de cardioloog en de garage gaan. Tussen die agendapunten door zal ik genieten van de lichtjes in mijn straat en de warme deken waarmee de stad mij ’s winters omhult. En al die tijd zullen Gijs, Johnny en hun hele paradijs verder weg lijken dan ooit.
Trudy Kunz werd in de jaren tachtig en negentig bekend door haar werk voor Libelle en Marie Claire. Voor Plus Magazine was zij bijna vijftien jaar columniste. Zij publiceerde meerdere interviewbundels en in 2013 verscheen haar eerste roman, Kroniek van een bange liefde. Als pensionado zonder pensioen verdeelt zij haar tijd, net als daarvoor, tussen schrijven, schilderen en ander (on)nuttigs.
Bram Dirven is oud-chef Illustratie van Hard//hoofd.