Er draaide een documentaire in de bioscoop die mij tot in de diepste kelders van mijn ziel had geraakt. Het ging over het leven van een bovenmatig getalenteerde balletdanser uit Oekraïne, op zijn negentiende de jongste solist van The Royal Ballet in Londen ooit, die door alle druk die op hem was gelegd besloot nooit meer te dansen. De vriend met wie ik de documentaire bezocht was niet zo geroerd. ‘Beetje plat’, zei hij terwijl we naar buiten liepen, ‘beetje Wikipediapagina met muziek eronder.’
Toen we in een café aan een tafeltje zaten – ik had de tranen nog in mijn ogen en bestelde Spa rood terwijl ik eigenlijk zin had in een biertje – ging hij gewoon door. ‘Je kunt me snobistisch noemen maar ik vond de vorm gewoon niet zo spannend’, zei hij. ‘En daarbij snapte ik het ook gewoon niet helemaal. Ik bedoel: was dat einde een terugblik? En wanneer speelden die scènes met die ouders zich af? Het bleef heel erg op afstand allemaal.’
Het gebeurt niet vaak dat ik het oneens ben met mijn vrienden, en als het gebeurt ben ik altijd wat onzeker. Maakt het uit dat onze meningen verschillen? Moeten we onszelf verantwoorden? Is het de discussie waard? Toen ik onenigheid had met een vriendin, omdat zij opperde dat de Turkijedeal misschien best een goeie deal was ‘want er verdrinken nu in ieder geval minder mensen op zee’, moest ik eerst vier keer nadenken. Vindt ze dat echt? Weet ze wat ze zegt?
Maar nu schoten de bubbels van de Spa direct mijn mond uit want het verhaal in de documentaire kwam voor mij juist heel dichtbij en ik had precies door wanneer die scènes met die ouders zich afspeelden en dat het einde toch echt geen terugblik was.
Mijn vriend, kortom, snapte er niets van en moest verlicht worden. ‘Ik heb echt totáál niet gelet op de vorm’, zei ik, ‘daar was de inhoud me véél te prangend voor. En wat een práchtige muziek, en die spanningsboog! Tot het einde toe niet weten wat er met een hoofdpersoon zal gebeuren, dat overkomt me niet vaak bij een documentaire. Geweldig.’
De vriend bracht nog wat tegenargumenten die ik vakkundig uit de weg beukte. Om het af te toppen maakte ik een sarcastisch grapje over snobisme en nam ik een slok van zijn bier. Rechte pass, strakke voorzet, goal.
De vriend werd een beetje stil. Onrustig keek hij om zich heen.
‘Ben je boos?’ vroeg ik opgewekt.
‘Nou ja niet boos maar eh’, zei hij.
Toen schrok ik. ‘Eigenlijk wel?’
‘Nou eh, ik voel me wel een beetje aangevallen ja’, zei hij. ‘Het voelt alsof je ruzie wilt maken.’
Bal tegen de lat, net eroverheen. Niks geen goal. Ik nam een klein slokje Spa.
‘Shit dat was niet de bedoeling’, zei ik. ‘Sorry. Ik ben helemaal niet boos. Ik ben juist opgewonden omdat ik het spannend en leuk vind om met een dierbaar iemand van mening te verschillen.’
Hij keek verward. Hij vond er weinig leuks meer aan. Voorzichtig informeerde hij of we nu echt geen ruzie hadden. ‘Hemel nee!’, zei ik. Toen bestelde ik ook bier, zei ik dat dat van die diepste kelders misschien wel wat overdreven was, dat je soms je mening aandikt, juist als de ander het niet met je eens is, en hadden we het nog minstens een half uur over die uitzonderlijk mooie kutdocumentaire.
Iduna Paalman (1991) is al bijna vier jaar columnist voor Hard//hoofd. Haar poëziedebuut ‘De grom uit de hond halen’ verscheen in het najaar van 2019 bij Querido. Ze won er de Poëziedebuutprijs 2020 mee. Ze publiceerde onder meer in De Gids, De Revisor, De Groene Amsterdammer en NRC Handelsblad.
Tsjisse Talsma gaat het liefst met zijn schetsboek de wereld rond.