Buiten regent het pijpenstelen. In het café is het donker en warm. Het ruikt er naar cacao en boenwas.
‘‘Zeg maar wat je wil drinken, jongen. Lekker koud pilsje doen?’’ vraagt Cees.
Hij is wat ronder en grijzer dan ik me had voorgesteld.
‘‘Een cappuccino graag.’’
‘‘O jee, een geheelonthouder. Die willen we niet op de lijst hebben hoor. Ja, we hebben Ibrahim natuurlijk, maar die mag niet van Allah. Wat is jouw excuus?’’
‘‘Wel, dat het elf uur ’s ochtends is?’’
‘‘Ah, de tijd, de tijd. Jij bent toch filosoof? Dan ga je toch niet in zo’n naïef construct als de tijd trappen? Dan weet je toch beter dan dat?’’
‘‘Nou, vooruit, doe maar een biertje dan.’’
‘‘Zo mag ik het graag horen. Frederick, een glas gerstenat voor deze verlichte denker hier en voor mij het bekende recept.’’
De barman, die geduldig naast ons tafeltje heeft staan wachten, knikt.
Met een ijskoude huilwind zwaait de deur open.
‘‘Daar zal je De Grote Leider hebben,’’ grinnikt Cees.
De natgeregende man draagt een grijze gleufhoed, en begint meteen te praten, alsof hij een gesprek vervolgt met niemand in het bijzonder.
‘‘Gloeiende grutten, dat hondenweer, dat is toch gewoon kaa-uu-tee met een peertje? Of niet dan, of niet dan? Wat zegt ons partijprogramma daar eigenlijk over?’’
‘‘Onze macht reikt ver, Grote Leider, maar er zijn grenzen,’’ zegt Cees.
Deze twee heren lijken te zijn vastgelopen in een ironie die ooit rebels moet zijn geweest. Ik vraag me af of ze ooit iets kunnen menen.
Cees ontdoet De Leider van zijn hoed, drukt de rand tot een tuit en bewatert er de kunstbloem op ons tafeltje mee. Dan klopt hij mij op de rug.
‘‘Kasper zal uw zorgen snel doen opdrogen. Hij is onze brug met de jonge generatie. Want die jonge generatie, die is toch wel belangrijk hoor. Wij zijn dan wel jong van geest, maar oud van gewrichten. Uw woorden, Grote Leider.’’
‘‘Dat heb ik dan weer eens verdomd mooi gezegd, Cees.’’
De Grote Leider en ik schudden elkaar een hand. Even ben ik bang dat hij mijn hand nooit meer los zal laten, zo stevig en lang houdt hij hem vast.
‘‘Wel, ik weet eerlijk gezegd niet of ik iets voor jullie partij kan betekenen. Ik ben nooit politiek actief geweest, en....’’
‘‘Ho, ho,’’ zegt De Grote Leider. ‘‘Dat is juist alleen maar goed, Kasper. Wij hebben ook niets met de politiek. Daarom zitten we nu hier.’’
Frederick zet twee biertjes en een jenever op tafel.
‘‘En wat kan ik voor u inschenken?’’ vraagt hij aan De Grote Leider.
‘‘Weet je wat? Laat ik eens gek doen. Doe mij maar een koppie thee. Van dat Chinese spul, dat schijnt heel goed te zijn voor je pisbuis. En kan je er een scheutje rum in doen, Frederick? Tegen de kou.’’
Ik neem een slok van schuim dat naar afwasmiddel smaakt.
‘‘Heb je ons programma gelezen, Kasper?’’ vraagt Cees.
‘‘Ja, ik heb dat doorgekeken, zaten wel een aantal mooie punten tussen. Maar drugs verstrekken op basisscholen? Ik weet dat toch niet zo goed.’’
Cees en De Grote Leider moeten beiden lachen. De lach van De Grote Leider slaat om in een hikkende hoestbui. Zijn hoofd wordt helemaal paars.
‘‘Is dat nog steeds die loempia?’’ vraagt Cees bezorgd.
‘‘Ik dacht godverdomme dat ik hem had weggeslikt,’’ piept De Leider.
‘‘We stonden gisteren te flyeren op de Dappermarkt,’’ legt Cees aan mij uit. ‘‘En we waren vlak voor zo’n Vietnamese kraam gepositioneerd. Die verkoper mocht ons wel, dus hij had zo’n schaaltje met van die dingen neergezet. Konden we gewoon van pakken, hoefde hij niks voor terug. Maar onze Grote Leider is natuurlijk veel te gretig en...’’
‘‘Hij is weer weg,’’ zegt De Leider opgelucht en neemt een grote slok van de thee die Frederick net op tafel heeft gezet. Deze is duidelijk nog veel te heet, waardoor zijn hoofd opnieuw paars aanloopt.
‘‘Altijd weer wat te beleven met De Grote Leider,’’ grijnst Cees.
‘‘Dat van die drugs is natuurlijk een provocatie,’’ legt De Leider uit, wanneer hij weer bijgekomen is. ‘‘Zelfs als we dat echt zouden willen, krijgen we het er nooit door. Maar het geeft duidelijk aan waar wij voor staan: wij zijn tegen de betutteling. Amsterdam wordt kapot gemaakt, Kasper. Wij willen dat het weer gaat leven.’’
‘‘Ja,’’ zegt Cees. ‘‘En wij zijn ook tegen de bureaucratie, en voor de mensen.’’
‘‘De mensen-mensen,’’ vult De Grote Leider het aan. ‘‘Gewone mensen, van de straat. Met twee ogen, een neus en een mond.’’
‘‘En oren,’’ zegt Cees. ‘‘Want wij vinden het belangrijk dat er weer geluisterd wordt.’’
‘‘En dat je niet een halve kilometer moet slenteren voordat je eindelijk ergens een OV-oplaadpunt tegenkomt. Dat is toch van de zotte? Je zal maar een omaatje zijn.’’
‘‘We houden gewoon van mensen, Kasper. Daarom hebben we ook Ibrahim erbij zitten. Omdat dat ook een mens is. En van vrouwen houden we ook, dus die zijn eveneens vertegenwoordigd.’’
‘‘Weet Ibrahim eigenlijk al dat hij de nummer drie is op onze lijst, Cees?’’ vraagt De Grote Leider opeens bezorgd.
‘‘Zijn telefoon is afgesloten, en de mails krijg ik teruggestuurd. Ik zal hem eens een kaartje schrijven,’’ zegt Cees op geruststellende toon.
Wanneer Frederick een zoveelste biertje voor me neerzet, vraag ik me voor de zoveelste keer af hoe ik hier terecht gekomen ben en hoe ik hier weer zo snel mogelijk weg kan komen. Gelukkig komt er redding in de vorm van een stukje onverteerd Vietnamees voedsel. Ditmaal moet De Grote Leider zo hard hoesten, dat hij van zijn stoel valt.
‘‘Ik ken de Heimlichmanoeuvre,’’ zegt Cees enthousiast. Hij bukt zich voorover, maar De Grote Leider duwt hem weg.
‘‘Pak eerst je mobiel, snel,’’ piept hij vanaf het tapijt. ‘‘Dit is perfect voor de campagne.’’
‘‘Oh Grote Leider, wat bent u briljant!’’ juicht Cees, terwijl hij zijn toestel zoekt. ‘‘Nummer twee redt nummer één van de dood, daar gaan de mensen van smullen. Dit moet viraal gaan. Zo noemen ze dat toch, Kasper?’’
‘‘Ik ga het de mensen vertellen,’’ roep ik onbedoeld dreigend, terwijl ik het café uitren.
Kasper van Royen is Hard//hoofd-redactielid, is naast vader ook filosoof, ex-docent, ex-dichter, ex-echtgenoot, popfetisjist en postbode.
Leila Merkofer , afkomstig uit Zwitserland is een grafisch vormgeefster en illustratrice werkend en wonend in Amsterdam. Ze vertaalt thema’s zo groot als de Matterhorn naar heldere, scherp omlijnde illustraties. Door het handmatige karakter van haar illustraties creëert ze een gevoel van authenticiteit. Daarnaast houdt Leila van Nederlandse bijdehandheid, oude films, sneeuw en chocola.