Atalya moet kiezen: het leger of de gevangenis in. Het leger is populair, ook bij meisjes. Vriendinnen, moeder – bijna alle vrouwen in Atalya’s omgeving zijn gegaan. Opa zegt: ‘We kunnen niet anders dan geweld gebruiken.’ Haar broer wil niet en krijgt van de dokter een bewijs van ‘geestelijke ziekte’. Opa vindt hem een watje.
Nadat ik de IDFA-documentaire Objector heb gezien, over de Israëlische Atalya die als een van de weinige jongeren dienstplicht weigert, gevangenisstraf krijgt en op haar negentiende plots een bekende activist is, denk ik na over verzet. Verzet is een koffietafelboek: het ziet er prachtig uit maar weinig mensen slaan het open, en nog minder mensen lezen het. Velen weten niet hoe ze het moeten lezen. Volgens de Franse filosoof Albert Camus is verzet een daad van tegenstrijdigheid: ‘Wat is een mens in opstand? Een mens die nee zegt. Maar ook al weigert hij, hij geeft niet op: het is ook een mens die ja zegt, vanaf zijn eerste impuls.’
Het eerste verzet dat ik me herinner, ik was negen, was een scheldwoord. Mijn vader vond dat kinderen vooral ‘moesten doen wat er gezegd werd’, ik had daar geen zin in en noemde hem een stomme pummel.
Ik wist direct dat ik te ver was gegaan.
‘Wat zeg jij?’ Hij klonk ijzig.
‘Ik zei dat je een stomme pummel bent.’
Luid maar beheerst meldde mijn vader dat hij hier niet van gediend was, en stuurde me naar boven. Op mijn kamer, waar ik niet uit mocht, schreef ik hem trillend een brief. Dat het zo oneerlijk was dat als hij ergens niet van gediend was, het gesprek meteen klaar was. ‘Voor mij was het pas net begonnen,’ schreef ik.
De rest van mijn verzetsgeschiedenis is niet heldhaftig. Petities, soms een demonstratie, huis-tuin-en-keukendiscussies, activisten die ik volg op Twitter. Ik heb geleerd me in te houden, de mening van de ander minstens zo belangrijk te vinden als die van mijzelf. Als ik schreeuw, is dat bijna nooit spontaan. Niemand heeft het recht te gehoorzamen, schreef Hannah Arendt, maar hoe leer je ongehoorzaam te zijn? Ik denk aan Atalya en schaam me. Ik weet helemaal niets van verzet.
Kunst is ook opstand, vindt Camus. Het is niet alleen ‘een eis tot eenheid’, het is ook ‘een afwijzing van de wereld’, omdat het laat zien wat er aan de wereld ontbreekt. Kunst zou ons een laatste perspectief moeten bieden op de inhoud van de opstand, schrijft hij. Weet je niet hoe of met wie je de straat op moet, kun je je tot de kunst wenden. Dat troost me. Misschien gebeuren sommige daden van verzet wel onbewust en zonder schorre keel.
De mooiste scène: Atalya vertelt haar opa dat het conflict tussen Israël en Palestina nooit zal ophouden als de Israëlische bezetting niet stopt. Opa zegt: ‘Jij bent heel stom, en heel naïef.’ Dan aait hij haar hand. Ook dat troost me: hij stuurt het verzet niet naar haar kamer. Dat is een begin.
Iduna Paalman (1991) is al bijna vier jaar columnist voor Hard//hoofd. Haar poëziedebuut ‘De grom uit de hond halen’ verscheen in het najaar van 2019 bij Querido. Ze won er de Poëziedebuutprijs 2020 mee. Ze publiceerde onder meer in De Gids, De Revisor, De Groene Amsterdammer en NRC Handelsblad.
Joëlle de Ruiter (1994) is een illustrator uit Groningen met een stevig zwak voor vorm en vlak.