In een tochtige schuur in Brabant zijn zo’n veertien redacteuren bijeengekomen. We zijn op heiweekend met het platform waarop deze column verschijnt en aan het einde van de eerste vergadering – de wijn staat op tafel en de alcohol doet bij sommigen al haar werk – gaat een foto van de jonge Joseph Stalin langs. ‘Hier,’ zegt de redacteur die de afbeelding heeft opgezocht op zijn telefoon, ‘kijk hoe hot hij was.’
Hij heeft gelijk. Google young joseph stalin en je krijgt een knappe vent te zien met een volle bos donker haar dat in een perfect geproportioneerde kuif lijkt te zijn geaaid. Keurig getrimde baard, Arafat-achtige sjaal, kaaklijn zo scherp als de baan van een frisbee. De afbeeldingen zijn afkomstig van websites als 9gag, Pinterest en awwmemes. De titel boven één van de foto’s: How to get a haircut similar to Joseph Stalin without showing the girl who cuts my hair a picture of Joseph Stalin?
Er wordt hard gelachen in de schuur in Brabant. Dat kan en dat mag, want het dictatoriale regime van Stalin is alweer vijfenzestig jaar voorbij en we hebben net uren vergaderd over politiek, kunst en de uitdagingen van ons decennium, dus er moet wat stoom worden afgeblazen. Als ik de foto voor me heb kijk ik lang in de ogen van de jonge Stalin. ‘Niks tirannieks te zien,’ zeg ik. ‘Bestelde ik een koffie en was hij de barista, zou ik met hem flirten.’
Ik moet denken aan de Poolse kunstenaar Piotr Uklánski. In 2000 maakte hij de tentoonstelling The Nazis, bestaande uit een collectie van 164 kleurenfoto’s waarop Poolse acteurs waren afgebeeld in hun filmrol als nazi. Er kwam stevige kritiek: Uklánski had de nazi’s als knappe, elegante mannen afgebeeld. Veel mensen vonden dat smakeloos, er werden zelfs werken vernield. Uklánski moest de tentoonstelling voortijdig afbreken.
In de zomer van 2017 bezocht ik de Neue Galerie in het Duitse Kassel, ik wist nog niets van het werk van Uklánski. Ik kwam een zaal binnen en schrok me wezenloos. Over de gehele lengte van een wand hingen 203 portretten van blakende, onbevreesde mensen; het was het nieuwste werk van Uklánski en heette Real nazis. Hier hingen honderden nazikopstukken, verzameld naast elkaar, trots en gezond. Het werk was duidelijk een reactie op zijn eigen werk uit 2000. Hier hingen geen acteurs, dit waren de echte slechteriken. Ik kon er niet van weglopen, ik bleef kijken. Na twintig minuten had ik nog niet elk gezicht gezien, ik ontdekte telkens weer nieuwe ogen. Ik werd misselijk, niet omdat het zulke lelijke, gemene en van Het Kwaad doordrenkte koppen waren, maar juist omdat Uklánski tussen alle bekende figuren vooral mooie, verheugde mensen had verzameld. Jonge mannen en vrouwen. Vrolijk, knap.
Als ik een redacteur naast me aan tafel over het kunstwerk heb verteld is hij even stil. ‘Misschien moeten we dat als één van de uitdagingen van ons decennium notuleren,’ zegt hij terwijl hij onze glazen bijvult. ‘Het kwaad kijkt ons zelfverzekerd en onbevreesd en verheugd aan. Aan ons om net zo zelfverzekerd en onbevreesd en verheugd terug te kijken.’
Iduna Paalman (1991) is al bijna vier jaar columnist voor Hard//hoofd. Haar poëziedebuut ‘De grom uit de hond halen’ verscheen in het najaar van 2019 bij Querido. Ze won er de Poëziedebuutprijs 2020 mee. Ze publiceerde onder meer in De Gids, De Revisor, De Groene Amsterdammer en NRC Handelsblad.
Daphne Prochowski is een illustrator uit Groningen. Haar werk is te omschrijven als kleurrijk en verhalend.