‘‘Ik heb Jezus gezien!’’ roept mijn dochter verrukt naar iedereen die haar vraagt hoe ze het op vakantie heeft gehad. En het is waar, ze heeft Hem gezien.
In een rustig Oost-Duits stadje waren wij een kerk binnengelopen, niet vermoedend dat dit wel eens drastisch onze wereldbeelden uit elkaar zou kunnen drijven. Het leek simpelweg een goed moment om nou eindelijk eens aan deze kinderwens gehoor te geven. Elke keer wanneer wij in Nederland een kerk passeerden, bleef Annika stilstaan en wijzen. ‘‘Ik wil daar in,’’ sprak ze dan met een betoverde blik in haar ogen. ‘‘Een ander keertje, we hebben haast,’’ reageerde ik steevast zenuwachtig en trok haar mee in de richting van speeltuin, supermarkt, snackbar, of waar we dan ook maar naar op weg waren. Ik geef het eerlijk toe, ik ben huiverig om zomaar het Huis van God te betreden. Niet alleen omdat ik er ooit in eentje opgesloten heb gezeten, maar ook omdat mijn atheïstische overtuigingen maar al te makkelijk aan het wankelen slaan wanneer ik door zo’n eeuwenoud monument van devotie dool. Ik vind het al lastig genoeg om het juiste merk rijstwafels uit te kiezen, laat staan dat ik over dit soort zaken aan het twijfelen gebracht wil worden. Maar op vakantie is alles anders, dan ben ik wat opener van geest.
Annika’s kennismaking met de Zoon van God kon niet indrukwekkender zijn. Niet alleen was het veruit de reusachtigste crucifix die ik ooit gezien heb – haast zo hoog als het gebouw zelf - de gekruisigde had bovendien een blik waar wel zoveel krankzinnigmakende pijn uit sprak dat je niet anders kon dan een deel van dat lijden op je te willen nemen om voor altijd bij je te dragen. Overigens bleek het niet helemaal de eerste ontmoeting van mijn dochter met dit heerschap te zijn.
‘‘Ik ken hem wel,’’ fluisterde ze.
‘‘Wie? Jezus?’’ Ik hoorde dat er een lichte paniek in mijn stem klonk.
‘‘Ja. We hebben Jezus toch in huis?’’
Ik wist niet wat ze met deze uitspraak kon bedoelen, maar het joeg mij de stuipen op het lijf. Later die dag wist haar moeder mij te vertellen dat ze ooit Jesus Christ Superstar had gekeken met Annika op schoot. Wellicht dat die hele vroomheid van onze dochter daar begonnen is.
Zonder haar blik ook maar een moment af te wenden van het beeld, bleef Annika vragen stellen over Jezus. Ik probeerde ze naar goed fatsoen te beantwoorden.
‘‘Wat heeft hij op zijn hoofd?’’
‘‘Dat is een doornenkroon, gemaakt van takjes die heel erg prikken.’’
‘‘Oh, prikkeltjes op zijn hoofd, dan is-ie extra-dood,’’ zuchtte ze haast verlekkerd.
‘‘Laten we snel de rest van de kerk bekijken en dan een ijsje eten,’’ stelde ik voor. Ik verwachtte dat bij het woord ‘ijsje’ mijn oogappel uit de kerkbank op zou springen, maar ze verrekte geen spier.
‘‘Nog even naar Jezus kijken,’’ zei ze monotoon, ‘‘nog even maar.’’
Op mijn dochter, Jezus en mijzelf na was de enige andere persoon in dit gebouw een gebochelde koster. Vereerd met dit opvoedkundig bezoek begon hij keihard kinderliedjes op het valse orgel te spelen. Nu moesten we wel nog langer blijven, anders zouden we hem beledigen. Annika leek het niet op te merken. Ik staarde in de opengesperde, getergde ogen van de heiland die boven mij torende. ‘‘Jij bent nu even helemaal het, maar maak je geen illusies hoor,’’ sprak ik in gedachten. ‘‘Volgende week is het weer Donald Duck en de week erop is het Pingu. Maar ik blijf uiteindelijk haar grootste held.’’ Ik wist niet of ik het zelf geloofde, maar ik wist alleen dat dat het enige was waar ik in geloven wilde.