Het is dinsdagavond en ik ben onrustig. Ik heb M., een man met wie ik twee keer op date ging, gisteren gevraagd of hij nog een keer met me af wil spreken, maar hij appt me niet terug. Vriendin L., sowieso een wat kalmer type dan ik, probeert me een beetje gerust te stellen: hij kan er toch wel een dag over doen om te reageren?
Ik kom onder de douche uit en zie op mijn telefoon een nieuw bericht. Als ik het open en er een lange lap tekst verschijnt, weet ik al hoe laat het is. M. legt uit dat hij niet zo’n zin heeft om me nog een keer te zien. Dat hij ook niet goed weet waarom, omdat het leuk was de afgelopen keren. Dat hij het niet onder woorden kan brengen, dat ik hem mag bellen als ik wil.
Een onaangenaam gevoel in mijn borstkas slingert me terug naar de nazomer van 2005, naar de dag waarop ik samen met mijn klasgenoot, op wie ik ernstig verliefd was, naar huis fietste. Op de oprit van zijn huis verklaarde ik hem de liefde. Hij zei dat hij mij ook leuk vond, maar dan ‘gewoon als vriendin’. Mijn enigszins trotse inborst had deze tegenslag niet zien aankomen, ik kon het bijna niet geloven. Een ongemakkelijk afscheid volgde. Ik fietste naar huis met een raar gevoel van opluchting (ik had het eindelijk gezegd) dat later omsloeg in smerig verdriet: hij wil me niet.
Na het lezen van M.’s bericht is het een beetje alsof een orgaan binnenin me lichtjes implodeert terwijl er geen ruimte voor is. Mijn hersenen lijken even te stoppen met logisch denken en draaien tegelijkertijd overuren. Er ontstaat een onnavolgbare mengelmoes van associaties: het ligt aan mij, ik heb van alles verkeerd gedaan, met parallel daaraan een spoor met: het ligt aan hem, hij heeft vast problemen, of bindingsangst, maar waarom zegt hij dat dan niet, eigenlijk ben ik niet zo leuk, ik snap het wel, maar hoe heb ik dit niet door kunnen hebben, ik ben toch niet achterlijk, hij vroeg nog aan het einde of we nog een keer af gingen spreken, ik heb mijn stopweek gepland zodat dat ik daar deze week geen last van zou hebben, waarom plan ik mijn ongesteldheid voor een man die ik twee keer gezien heb, ik vond hem leuk, hij vond mij ook leuk, hij vond mij dus niet leuk, ik ben gewoon niet leuk genoeg.
Hij bleef altijd aardig tegen me doen en tongde ondertussen met een van mijn beste vriendinnen.
‘M. antwoordde, en hij wil me niet meer zien,’ stuur ik L.
‘Oh huh? Wat dan?’ stuurt L. terug.
‘Hij kan het niet uitleggen, zegt-ie.’
‘Ah, balen Eefje :( kun je niet vragen of hij alsnog wil?’
En even later: ‘Charmes in de strijd gooien!’
Mijn klasgenoot moest ik de volgende ochtend in het klaslokaal weer onder ogen komen, een illusie armer en een opgezwollen huilgezicht rijker. Nog drie jaar zong ik het uit met hem op school, terwijl hij altijd aardig tegen me bleef doen en ondertussen met een van mijn beste vriendinnen ging tongen.
Het enige dat M. en mij bond was een telefoon met een datingapp. Ik sla L.’s optimisme in de wind: hier is niets meer te winnen. Ik bedank hem voor zijn antwoord, en wens hem alle goeds. Ondertussen wens ik diep vanbinnen dat hij vreselijk ongelukkig in zijn leuke huis zit te grienen omdat zijn cavia dood is, of omdat hij zijn kleine teen heeft gestoten, zijn blender kapot is, weet ik veel wat, of toch in ieder geval omdat ik hem niet kom troosten. Een dag later komt er nog een berichtje binnen: ‘Ook alle goeds voor jou!’ Ik ben benieuwd wat hij míj diep vanbinnen toewenst.
Eva van den Boogaard is literatuurwetenschapper, docent en onderwijsinnovator bij St. Joost School of Art & Design en eindredacteur bij Hard//hoofd. Haar verborgen talent is slapen en haar minder verborgen talent twijfelen. Ze rent graag langs de Vecht, zingt met karaoke het liefst George Michael en droomt van een Heilige Birmaan als huisdier.
Dymphie Huijssen (1995) is een illustrator en animator die zich bezighoudt met het visualiseren van complexe gevoelens. Haar werk kenmerkt zich door een zekere elegantie, kwetsbaarheid en een tikkeltje melancholie.