Ooit werkte ik voor een medium waar het woord ‘oud’ ten koste van alles vermeden diende te worden. Deze verordening bracht mij voor het eerst op de gedachte dat oud zijn (of worden) iets ziekelijks was, en misschien zelfs besmettelijk. Vanuit diezelfde redeneertrant was het in mijn jeugd strikt verboden het woord ‘kanker’ voluit uit te spreken. Men fluisterde elkaar hooguit toe dat iemand ‘K’ had, heimelijk vrezend dat zelfs die ene letter al voldoende was om de ziekte over zichzelf af te roepen.
Nu de ouderdom mij toch te grazen heeft, kom ik erachter dat deze gevreesde staat van zijn ook best aardige kanten heeft. Een daarvan is dat ik ongevoelig ben geworden voor gezondheidshypes. Simpelweg omdat ik er in mijn leven al teveel gevolgd heb. Ik heb fases gekend waarin ik vol overtuiging óf geen eieren at (cholesterol!), óf geen gegrild vlees (kanker!), óf geen aardappelen (zetmeel!), óf geen boter (verkeerd soort vet!) - afgewisseld met periodes waarin één glas rode wijn de regel was vanwege allerlei heilzaams dat ik allang weer vergeten ben. Al deze richtlijnen hadden met elkaar gemeen dat ze na verloop van tijd door nieuw onderzoek werden weersproken en mij daarnaast erg mistroostig maakten.
Daarom vind ik het zo grappig om te zien dat veel leeftijdgenoten zich nog steeds laten koeioneren door de gezondheidscultus. Ik ken stellen waar eten eerder een straf dan een feestje lijkt. Geen tomaat, biefstuk of banaan komt er meer binnen; witte rijst geldt als gif, om maar te zwijgen van suiker, E-nummers en andere toevoegingen. Doodsbang om iets ‘fouts’ te eten onthouden deze lieden zich van alles wat het eten meer smaak, geur of kleur geeft. En waarom? Omdat een of andere voedselgoeroe hen daarmee driekwart jaar langer leven in het vooruitzicht stelt.
Behalve grappig vind ik het ook een beetje droevig. Want door het groeiend gezondheidsfanatisme zie ik de zoveelste tweedeling ontstaan in onze maatschappij. Ze proberen het nu nog te onderdrukken, maar de dag dat de vreeseters en de feesteters elkaar als fundamentalisten en goddelozen te lijf zullen gaan kan niet ver meer zijn. Onlangs zag ik in een praatprogramma al een voorproefje toen Midas Dekkers, voorstander van een flinke neut, smalend aan Dolf Jansen, afgetrainde gezondheidsfreak, vroeg of hij ‘zichzelf weleens in de spiegel’ had gezien. Niet zo fraai van Midas, maar vermoedelijk hield hij zich nog in. Als kijker voelde je dat hij het liefst zijn jeneverfles op Dolfs triomfantelijke doodshoofd had stuk geslagen.
‘Gezondheid’, las ik ergens, ‘is meer dan de afwezigheid van ongemakken en ziekten. Het is ook een gevoel van welbevinden in je sociale en economische leven. Plezier hoort daarbij.’
Zeker als je hoogtijdagen achter je liggen, zou ik denken. Proost, Midas!
Trudy Kunz werd in de jaren tachtig en negentig bekend door haar werk voor Libelle en Marie Claire. Voor Plus Magazine was zij bijna vijftien jaar columniste. Zij publiceerde meerdere interviewbundels en in 2013 verscheen haar eerste roman, Kroniek van een bange liefde. Als pensionado zonder pensioen verdeelt zij haar tijd, net als daarvoor, tussen schrijven, schilderen en ander (on)nuttigs.
Reinout Dijkstra is illustrator uit Zwolle. Hij maakt tekeningen, schilderingen, foto's en soms ook nog een klein tekstje. Zijn werk is geaard in zijn eigen ervaringen, hij geniet van dingen als lichtval, kleur en is niet vies van een grapje.