Ik zat een blauwe maandag op een datingsite. Tijdens een etentje ten huize van mijn oppaskinderen deed ik verslag van mijn avonturen. Uiteraard dikte ik alles een beetje aan, want de naakte waarheid was zo treurig dat ik mezelf er niet aan wilde herinneren. Bovendien moet je kinderen niet bevestigen in hun toch al levensgrote vooroordeel dat het leven van oude mensen een poel van ellende is.
De ouders vroegen hun kroost wat ze daar nou van vonden, tante-Trudy-aan-het-daten. De middelste keek me aan met een mengeling van verlegenheid en onbegrip. ‘Jij bent dóód!’ zei hij, met neergeslagen ogen en het woord uitspuwend alsof het giftg was. Zijn moeder deed geschrokken, maar ik keek er niet van op. Het kind noemt zijn ouders al jaren ‘dood’. Dood is voor hem het nieuwe ‘fossiel’ – niks aan de hand. Het oordeel van zijn broer was duidelijk ouder en wijzer: ‘Leuk dat je een vriend wilt, maar ik snap het niet echt. Dat je al die dingen met elkaar doet als je oud bent.’ De jongste tenslotte vond het best, mits de aanstaande vreemdeling maar ophoepelde als zij bij me kwam logeren, want dat zou ze ‘ieuw’ vinden.
Ik moest denken aan mijn juf in de eerste klas lagere school. Zij heette juffrouw Kanaar, wat een passende naam was voor iemand die over de hele linie iets vogelachtigs had. Haar hoofd was langgerekt en vol plooien en aan haar kin hing een los vel dat bij de geringste beweging heen en weer zwiepte. Ik schatte haar een jaar of negentig, honderd. Groot was dan ook mijn ontzetting toen juffrouw Kanaar halverwege het schooljaar ging trouwen! Pas jaren later drong het tot mij door dat zij hooguit vijfenvijftig, zestig moet zijn geweest – in ieder geval niet zo halfdood als ik haar als kind inschatte.
Oude mensen en een nieuwe liefde – het blijft een ongemakkelijke combinatie. Niet in de laatste plaats voor mezelf. Het leven alleen bevalt me prima. Het is overzichtelijk, comfortabel en geheel in evenwicht. Nooit eerder was ik zo blij met de dingen zoals ze zijn, hier en nu. Waarom zou ik me dan de rompslomp, het gedoe van een man op de hals halen? Wéér zo’n persoon met wie je rekening moet houden en die overal iets van vindt. Laat me met rust!
En toch. De vertrouwdheid. De geborgenheid. Het samen delen. De nieuwe ervaringen!
Ik: ‘Maar dat geldt voor alles waar je eerder ‘nee’ tegen zei.’
Mijn andere ik: ‘Klopt, en daar heb je een goede oplossing voor gevonden. Je wilde geen kinderen, maar met je ‘oppaskinderen’ ben je dolgelukkig. Je wilt geen huisdier meer, maar waar zou je zijn zonder je oppashond? Je oppaskatten?’
Ik: ‘Ja ja, ik begrijp waar je naartoe wilt.’
Mijn andere ik: ‘Precies. En als hij niet bestaat moet je hem zelf maar uitvinden.’
In koor: ‘Het wordt tijd voor een oppasman’.
Trudy Kunz werd in de jaren tachtig en negentig bekend door haar werk voor Libelle en Marie Claire. Voor Plus Magazine was zij bijna vijftien jaar columniste. Zij publiceerde meerdere interviewbundels en in 2013 verscheen haar eerste roman, Kroniek van een bange liefde. Als pensionado zonder pensioen verdeelt zij haar tijd, net als daarvoor, tussen schrijven, schilderen en ander (on)nuttigs.
Reinout Dijkstra is illustrator uit Zwolle. Hij maakt tekeningen, schilderingen, foto's en soms ook nog een klein tekstje. Zijn werk is geaard in zijn eigen ervaringen, hij geniet van dingen als lichtval, kleur en is niet vies van een grapje.