‘‘PAPAKHEBEENGEZICHTGETEKEND!’’ schreeuwt Annika in mijn rechteroor. Het was even lekker rustig, zeker vijf minuten kon ik ongestoord schrijven.
‘‘Ja, lieverd, wat heb je nu weer gedaan?’’ vraag ik afwezig.
‘‘Gezichtgetekend. Gezichtgetekend. Gezichtgetekend.’’ Ze maakt er kordate sprongetjes bij.
Ik kijk naar het schoolbord, dat normaal gevuld is met kleurige kluwen van krassen en strepen. En inderdaad, vanuit een zee van vlekken staart een gezicht mij aan. Twee ogen, een neus en een mond.
‘‘Wat, wat knap. Hoe kan je dat nou opeens weer?’’ Mijn stem klinkt beduusd, bijna bezorgd. Op dit soort zaken kan een mens nooit voorbereid zijn.
‘‘Knap van mij hè? Nu ben ik groot.’’
‘‘Nou ja, dat weet ik nou ook weer niet, maar een bijzondere prestatie kan je het zeker wel noemen.’’
Ik maak een foto van mijn dochters figuratieve debuut, voordat een nat lapje het een dezer dagen onherroepelijk uit zal vlakken. Even overweeg ik of dit kiekje iets is om op Facebook te delen. Maar nee, sommige wonderen dienen binnenkamers te blijven.
Die avond moet het gebeuren. De echtgenote is uit met vriendinnen, de dochter is vroeg op bed gelegd, er staat een fijn muziekje op, ik heb een lekker flesje wijn op tafel staan. Aan alle voorwaarden is voldaan. Nu zal ik dan in die zalige schrijfroes raken waar ik al dagen zo naar verlang, de pagina’s zullen zichzelf tikken en met tevreden verwondering zal ik ze daarna teruglezen.
Natuurlijk blijft die eerste zin altijd lastig, hoe ideaal de omstandigheden ook mogen zijn. Ik typ een woord en delete het weer. Ik typ het woord opnieuw. Het woord is ‘‘deze’’. Daar kan je feitelijk nog alle kanten mee op. Mijn glas is nog halfvol, maar toch schenk ik het bij. Ik heb het gevoel dat er iemand meekijkt. Als ik mijn hoofd omdraai sta ik oog in oog met het gezicht dat mijn dochter vanmiddag getekend heeft.
‘‘Elk begin is moeilijk,’’ zeg ik.
‘‘Ik was er anders zomaar opeens,’’ zwijgt het gezicht.
Het is een basaal gelaat: stipjes als ogen, een lijntje als neus en een cirkel als mond. En toch zie ik er een uitdrukking in. Het gezicht doet me aan iemand denken.
‘‘Ik kan je zo laten verdwijnen,’’ grijns ik naar het schoolbord.
Ik weet dat het een loos dreigement is. Vanavond zal het natte lapje nog niet ter hand worden genomen, want de moeder des huizes moet het artefact nog bewonderen. Met een foto zal zij geen genoegen nemen.
‘‘Deze, deze, deze. Deze dag, deze nacht, deze vertelling, deze woorden.’’
Waarom praat ik nou hardop? Dat doe ik anders nooit.
‘‘Jij hebt lekker toch geen oren,’’ zing ik.
Dan typ ik een zin. En nog een zin. Het zijn best aardige zinnen. Wie weet wordt het nog wel wat met deze avond. Ik delete de zinnen weer.
‘‘Niet achterom kijken, niet achterom kijken,’’ fluister ik, krampachtig starend naar het computerscherm. ‘‘Je bent sterker dan dat.’’
Als ik na een halve minuut dan toch achterom kijk verwacht ik dat de ogen groter zijn geworden en de mond vertrokken is in een grimas.
Het gezicht is natuurlijk zoals het de hele tijd was. Maar op wie lijkt het nou?
‘‘Als ik er niet was, was jij er ook niet,’’ grom ik.
Het gezicht lijkt zich hier niet door te laten intimideren en glundert.
Dan maak ik mijn riem los en trek mijn broek naar beneden.
‘‘Als we het zo gaan spelen, laat dat schrijven dan maar zitten. Ik ga keiharde porno kijken en dan zullen we nog wel eens zien wie zich hier ongemakkelijk gaat voelen.’’
‘‘Tegen wie heb je het?’’ Ik zie mijn wederhelft met verbaasde blik in de deuropening staan. Ik heb blijkbaar de hele avond tegen een schoolbord zitten praten.
De volgende ochtend geef ik Annika een nat lapje. Zonder enige aarzeling veegt ze haar creatie weg.
‘‘Ga je nu weer een nieuw gezicht tekenen?’’ vraag ik.
‘‘Ja hoor,’’ zegt de peuter laconiek.
Met een groen krijtje zet ze een streep. En daarnaast nog een streep. Dan pakt ze een rood krijtje en krast door de strepen heen.
‘‘Dat is toch geen gezicht?’’
‘‘Jawel hoor.’’
‘‘Waar zijn de ogen dan?’’
‘‘Hier,’’ zegt ze en wijst naar het uiteinde van een van de groene strepen.
‘‘Blijf jij voorlopig nog maar even in het abstracte werken, lieve schat,’’ zeg ik opgelucht. Ik pak mijn telefoon en wis de foto. Het gezicht heeft nooit bestaan.
Kasper van Royen is Hard//hoofd-redactielid, is naast vader ook filosoof, ex-docent, ex-dichter, ex-echtgenoot, popfetisjist en postbode.
Leila Merkofer , afkomstig uit Zwitserland is een grafisch vormgeefster en illustratrice werkend en wonend in Amsterdam. Ze vertaalt thema’s zo groot als de Matterhorn naar heldere, scherp omlijnde illustraties. Door het handmatige karakter van haar illustraties creëert ze een gevoel van authenticiteit. Daarnaast houdt Leila van Nederlandse bijdehandheid, oude films, sneeuw en chocola.