Sinds ik geaccepteerd heb dat ‘financiële administratie’ niet alleen iets is voor mensen die op zondagmiddag na de boswandeling, het klassieke concert en de kop koffie in de voorkamer (waar het middaglicht zo mooi door het glas-in-loodraam schijnt) tijd over hebben, en zich dan met de voor hen zo kenmerkende ‘lichte tegenzin’ – waarin tegelijkertijd tevredenheid schuilt, zo van: ik heb geen zin, maar mijn zaakjes wél goed geregeld – over hun boekhoudsysteem buigen, nou, sinds ik dus geaccepteerd heb dat financiële administratie niet alleen voor die mensen is weggelegd maar ook voor mij, moet ik regelmatig aan Erik denken.
Erik was lang de accountant van mijn moeder. Als kind bewonderde ik hem, hij was groot en had volle wangen die de kleur hadden van oude koperen centen. ‘Erik komt mijn geld repareren,’ zei mijn moeder, en dan dacht ik echt dat hij een gereedschapskist bij zich had en aan het slijpen en vijlen zou slaan.
Jaren later, ik wist inmiddels wat inflatie was, hielp Erik me met een werkstuk voor economie. Ik had, zoals de opdracht omschreef, de inkomsten en uitgaven van een modaal gezin in kaart gebracht; de familie Netto, met de twee vaders Cor en Mario, en kinderen Klari en Bruto. Erik zei: ‘Leuke verhaaltjes kun je bedenken, maar geld is geen verhaaltje. Geld is waarom deze wereld nog niet in de afgrond is geflikkerd.’ Ik zei dat het ook kon zijn dat de wereld al in de afgrond was geflikkerd, juist vanwege al dat geld. ‘Spannende gedachte,’ zei Erik, ‘leg eens uit?’
Soms droeg Erik voor uit Gedichten van geld, de bloemlezing die hij zelf had samengesteld. Ik herinner me die keer dat hij in de gang stond en mijn kleine broertje vertelde dat hij best eens een muntje door kon slikken. ‘Adriaan Jaeggi schreef het ook,’ zei hij. ‘Luister. “Ze zeiden: geld kun je niet eten. Toch kwam/een dubbeltje er ongeschonden uit. Je slikte/kwartjes, guldens, zelfs rijksdaalders/en alles bleef glanzen.” Zie je wel!’
Toen ik twintig was won Erik – het kon ook niet anders – de loterij. Zes ton, vertelde mijn moeder me aan de telefoon, Erik heeft zeshonderdduizend euro gewonnen. Mijn moeder heeft moeite met getallen en het helpt haar om het woord voor zich te zien. Dus niet € 600.000, maar zeshonderdduizend euro. Erik had het altijd over ‘ruggen’. Ik weet nog dat ik dan bergrichels voor me zag waar briefjes geld op lagen die een beetje dwarrelden in de wind. Erik had zeshonderd ruggen gewonnen, en vertrok met zijn vrouw naar Indonesië.
‘Heeft hij een vrouw?’ vroeg ik verbaasd. Ik was er altijd vanuit gegaan dat Erik met zijn bankrekeningen getrouwd was. Dat hij ’s avonds omgeven door stapels afschriften zijn bord leeg at.
‘Blijkbaar wel, ja,’ zei mijn moeder verdrietig.
Sinds kort is het me duidelijk dat ik niet meer om mijn eigen financiële administratie heen kan, en zoek ik een boekhouder. Eentje die mij een beetje kan helpen met factureren en belastingen, die wellicht ook van klassieke muziek houdt en een glas-in-loodraam in mijn huis wil zetten. En zoals God voor mij altijd het gezicht bleef houden van mijn godsdienstleraar, zo is elke boekhouder Erik. Ik zoek een Erik. Hij hoeft geen koperen wangen te hebben, maar als hij me tijdens een boswandeling op zondag gedichten wil voorlezen of wil praten over de afgrond waar de wereld wel of niet in flikkert, is dat een pré.
Iduna Paalman (1991) is al bijna vier jaar columnist voor Hard//hoofd. Haar poëziedebuut ‘De grom uit de hond halen’ verscheen in het najaar van 2019 bij Querido. Ze won er de Poëziedebuutprijs 2020 mee. Ze publiceerde onder meer in De Gids, De Revisor, De Groene Amsterdammer en NRC Handelsblad.
Daphne Prochowski is een illustrator uit Groningen. Haar werk is te omschrijven als kleurrijk en verhalend.