Het is zondagavond en ik ben net op kraambezoek geweest bij mijn zus. Na het bewonderen van het verkreukelde mini-mensje dat uit haar buik is gekomen, besluit ik nog even te gaan eten bij mijn ouders, die er niet ver vandaan wonen. Ze zijn gisteren al gaan kijken. Ons nieuwe familielid is er, maar we hebben nog geen idee wie hij is. Sommige mensen worden daar heel enthousiast van, mij maakt dat vooral nerveus.
Ondanks dat fantaseren we erop los: wat zou hij later worden? Welke kleur krijgen zijn ogen uiteindelijk? Wat worden zijn hobby’s, welke teleurstellingen zal hij moeten gaan trotseren? Gelukkig willen mijn ouders ook weten hoe het met mij gaat. Een paar onderwerpen probeer ik enigszins te vermijden. Zo praat ik prima met hen over mijn werk, mijn vrienden, vakantieplannen en sommige boeken. Ik vermijd politiek, mijn liefdesleven en sommige andere boeken.
Na een rondje werk, vrienden en vakantieplannen gebeurt er iets. Ik weet niet of het de komst van de pasgeborene was, de nieuwsgierigheid naar nieuwe aanwas, maar uit het niets vraagt mijn moeder: ‘En, ben je nog aan het daten?’ Razendsnel weeg ik mijn opties af: ik kan antwoorden van niet, en dan ziet ze aan mijn gezicht dat het niet waar is en wil ze er alles over weten, of ik kan eerlijk antwoorden van wel en dan wordt ze heel enthousiast en wil ze er ook alles over weten.
Voor ik het weet beantwoord ik alle vragen.
Ik besluit eerlijk te zijn en vertel dat ik een maand geleden iemand ontmoet heb met wie ik af en toe wat tijd doorbreng. Niets meer, niets minder. Meteen heb ik er spijt van. ‘Wie is het? Wat doet ie? Hoe heet ie? Waar komt ie vandaan? Waar woont ie? Wat zijn z’n hobby’s?’ Ze vraagt nog net niet of hij goed is in bed. Ik probeer mijn moeder meteen duidelijk te maken dat ik een zeer diep donkerbruin vermoeden heb dat dit niet op iets serieus uit zal lopen, dat het leuk is voor nu maar dat die dingen niet zo eenduidig zijn, maar dat hoort ze niet meer. Mijn vader wel, die me verdenkt van bindingsangst en op mijn disclaimer vraagt: ‘Maar waarom dan? Wat is er mis met hem?’
Tja, er is niet echt iets mis met hem. Het is een leuke man. Voor ik het weet beantwoord ik alle vragen. Mijn moeder wordt steeds enthousiaster, en ik word steeds ongelukkiger van het gesprek. Ik begin over een boek waar ik het ook niet echt over wil hebben maar alles beter dan dit, en de afleidingsmanoeuvre werkt eventjes, tot het gesprek stilvalt.
‘Mag ik anders…’
‘Wat, mam?’
‘Nee laat maar.’
‘Wat is er?’
‘Mag ik een foto zien?’ giechelt ze.
Een paar weken later ben ik weer bij mijn zus op bezoek. Mijn neefje is iets minder verfrommeld, ligt als een pruttelend wezen met potentie in mijn zus’ armen.
‘Maar je hebt hem toch een kans gegeven?’
‘Pa was hier laatst, hij zei helemaal glunderend: ‘Eef is nu echt verliefd!’ Dat zal wel niet, hè?’
Ik zucht, vertel haar over de man met wie niks mis is. Hoe moeilijk de afweging is om wel of niet met iemand verder te gaan. Even geleden hadden we een gesprek: hij zag het wel zitten met mij, ik niet met hem, het was pijnlijk.
‘Maar je hebt hem toch een kans gegeven?’ probeert mijn zus voorzichtig. Ik kijk naar mijn nieuwe familielid, ook een mens waar niks mis mee is, maar waar ook niks over af te wegen valt. Deze nieuwe aanwas krijgt van mij een onvoorwaardelijke kans zonder er ook maar iets voor te hoeven doen. Zijn kleine vuistje pakt mijn pink vast, verrassend sterk is hij. En nog even onbekend als andere toekomstige familieleden laat ik hem grijpen, klaar om nooit meer los te laten.
Eva van den Boogaard is literatuurwetenschapper, docent en onderwijsinnovator bij St. Joost School of Art & Design en eindredacteur bij Hard//hoofd. Haar verborgen talent is slapen en haar minder verborgen talent twijfelen. Ze rent graag langs de Vecht, zingt met karaoke het liefst George Michael en droomt van een Heilige Birmaan als huisdier.
Bjorn Gort is een illustrator uit Oosterhout die altijd op zoek is naar nieuwe perspectieven. Hij speelt met de vormen van de werkelijkheid en gebruikt zijn lijnenspel om zijn blik op de realiteit weer te geven.