‘‘Van alle vervelende feestdagen vond ik Koninginnedag nog wel de vervelendste,’’ zeg ik tegen Peer.
Voor de hoeveelste keer ik hier sta weet ik niet meer. Hoe verder deze avond vordert, des te vaker ik het overvolle terras verlaat om mij in de rij aan te sluiten. Ik heb een zwakke blaas, zeker als ik gedronken heb. Peer is schijnbaar uit hetzelfde hout gesneden, want elke keer dat ik hier sta, staat hij er ook, met een biertje in zijn hand.
‘‘Die haal ik altijd even voor ik mij aansluit,’’ vertrouwde hij mij toe in de vorige rij. Of was dat alweer de eervorige rij? De chronologie van deze dag begint langzamerhand in elkaar te storten, zoals het ook hoort.
‘‘Dan moet ik als ik aan de beurt ben tenminste ook daadwerkelijk.’’
‘‘Dus als je besluit naar de wc te gaan, moet je nog niet?’’
‘‘Nee, dat zou wel hopeloos ondoordacht zijn. Lijkt me onfortuinlijk om in zo’n trage rij te staan met een knappende blaas. Dat soort situaties moet te allen tijde voorkomen worden.’’
Peer is een man van wie ik wat zou kunnen leren. Hij lijkt ook iets van mij te willen leren, maar ik weet niet wat.
‘‘Je zal wel blij zijn dat dit voorlopig de laatste keer is?’’
‘‘Wat bedoel je?’’
‘‘Vanaf volgend jaar vieren we toch Koningsdag?’’
Peer spreekt het woord uit alsof er graatjes in kunnen zitten.
‘‘Oh, maar het is helemaal goed gekomen tussen mij en Koninginnedag hoor. Dankzij jouw zoon en zijn bandje.’’
Daar is geen woord van gelogen. Waar ik vroeger op deze dag mensenhatend langs oude troep doolde, verlaat ik sinds enige jaren pas tegen het einde van de middag mijn huis, om op dit terras te eten, te drinken en te dansen. Hier zijn uitsluitend leuke mensen. Iedereen is uitgelaten op een gemoedelijke manier. Jong en oud danst op nummers van The Kinks, The Beatles en The Beach Boys. Freek, de zoon van Peer, speelt orgel. Ook de andere muzikanten zijn goede vrienden. Als de instrumenten zijn opgeborgen en de ouders huiswaarts keren, gaan we naar de bassist die op de hoek woont, om daar traditiegetrouw tot aan het ochtendgloren glaasjes water te drinken. Koninginnedag is tegenwoordig zowaar de leukste dag van het jaar. Wel irritant dat ik om de haverklap moet pissen. Gelukkig is Peer er steeds weer om mij gezelschap te houden.
‘‘Ze gaan ook spelen op jouw huwelijk, toch?’’
‘‘Jazeker, dat kan onmogelijk een goed feest worden zonder hen.’’
‘‘Zo prachtig dat jij gaat trouwen. Echt prachtig vind ik dat. En goed, ik vind het ook goed. Dat je dat gewoon doet.’’
‘‘Ik vind het ook goed.’’
‘‘Prachtig dat jij het ook goed vindt. Zou ook wat zijn als dat niet zo was.’’
‘‘Dat zou wat zijn, ja.’’
‘‘Het is misschien een brutale vraag, maar mag ik ook komen? Lijkt me zo leuk.’’
‘‘Ja, nou, ik denk, ik moet dat bespreken denk ik, want we hebben een lijst en dat is een ding, zo’n lijst, maar natuurlijk ben je welkom.’’
‘‘Wat enorm fijn, Kasper, ik ben zeer vereerd. En jij bent aan de beurt.’’
Twee weken later stuur ik Peer een mail, waarin ik hem uitleg waarom hij toch niet mag komen. Nora, de zus van Freek en tevens een van mijn liefste vrienden, denkt dat het overbodig is.
‘‘Mijn vader is altijd heel oprecht in die dingen, hij wil dus vast ongelooflijk graag komen. Maar hij had die dag, op z’n zachtst gezegd, een glaasje teveel op. Hij weet vast niets meer van dat gesprek voor de toiletten.’’
Misschien heeft Nora gelijk, maar toch wil ik het risico niet lopen dat Peer nu wacht op nadere informatie en niets meer van mij zal vernemen. Ik doe mijn uiterste best om mijn mail zo grappig en hartverwarmend mogelijk te maken, ter compensatie voor de teleurstelling. Peer moet niet denken dat ik hem er niet bij zou willen hebben. Als iemand voor wijsheid en vertier kan zorgen is hij het wel. Maar er moeten nu eenmaal onmogelijke keuzes gemaakt worden bij het selecteren van de gasten. Als hij komt, moeten de vaders van andere vrienden ook komen, vrienden die ik misschien wel langer ken dan Nora en Freek. Al zijn die vaders natuurlijk lang niet zo leuk als hij. Het zijn mannen die pas naar de wc gaan als ze moeten. In een ideale wereld zou alles anders zijn.
Peer begreep het helemaal, zo bleek uit de fijne mail die ik een paar dagen later van hem kreeg. Maar de afgelopen dagen begrijp ik er zelf steeds minder van. Ik begrijp niet waarom ik zo moeilijk deed, waarom ik de vaders van andere vrienden erbij moest halen, waarom ik het ontwapenende enthousiasme van een man die ik nauwelijks kende - maar met wie ik duidelijk een bijzondere band voelde, een band van toiletrijgefilosofeer - niet reden genoeg liet zijn om hem met open armen op mijn grote dag te ontvangen. Dan had ik hem tenminste nog een keer gezien. Mijn huwelijk was een prachtig feest, hij had er zeker van genoten.
Nora mailde dat het snel is gegaan. Vlak voor de kerst ging Peer voor een onderzoek naar het ziekenhuis, in de tweede week van januari is hij overleden.
Om mij heen staan mensen die ik herken van het terras, de mensen die uitgelaten kunnen zijn op een gemoedelijke manier, mensen die dansen op sixtiescovers en muzikanten die, wanneer hun ouders huiswaarts zijn gekeerd, tot aan het ochtendgloren glaasjes water drinken. We staren naar de kist en luisteren naar Tom Waits, die zingt over een telefoon die van de haak ligt. Over tien weken is het Koningsdag en het wordt vast weer een fijn festijn op het terras. Maar hoe lang de rij ook moge worden, zij zal verlaten voelen. Peer hoeft nooit meer naar het toilet.
Kasper van Royen is Hard//hoofd-redactielid, is naast vader ook filosoof, ex-docent, ex-dichter, ex-echtgenoot, popfetisjist en postbode.
Leila Merkofer , afkomstig uit Zwitserland is een grafisch vormgeefster en illustratrice werkend en wonend in Amsterdam. Ze vertaalt thema’s zo groot als de Matterhorn naar heldere, scherp omlijnde illustraties. Door het handmatige karakter van haar illustraties creëert ze een gevoel van authenticiteit. Daarnaast houdt Leila van Nederlandse bijdehandheid, oude films, sneeuw en chocola.