Het bericht haalde het achtuurjournaal. Nog even en de post komt nog maar twee keer per week, want we corresponderen niet meer. Kaartjes sturen; ook niet meer van deze tijd. De mensen, zo vertelde een verslaggever, appen, sms’en, chatten, instagrammen en anders mailen ze wel. Maar schrijven op papier, een envelop zoeken, postzegel kopen, lopen naar de brievenbus, nou ja zeg, dat is pas old school.
Daar zit ik dan mooi met een schoenendoos vol ansichtkaarten en zeven soorten briefpapier.
Graag mag ik bij verjaardagen, geboortes, trouwen en andere feestelijkheden, maar ook bij ziek en zeer een kaartje doen. Ik heb het idee, natuurlijk omdat ik het zelf altijd zo leuk vind om post te krijgen, dat dat de mensen plezier doet. Soms stuur ik gewoon voor de gezelligheid. Naar een hoogbejaarde vriendin zomaar een mooie balletfoto of een nostalgische foto van Amsterdam, naar de jonge (achter-)neefjes een kaartje van een ridder, een zeerover of een dinosauriër. Voor wijlen mijn vader zocht ik oude schepen uit of goeie grappen; mijn moeder stierf al jong, dus zij heeft van dit soort aandacht weinig meegekregen.
Alleen als ergens de dood langs is geweest schrijf ik een brief. Veel mensen hebben moeite met het opstellen van zulke brieven. Ik heb geleerd om gewoon op te schrijven hoe droef het is, met daarbij wellicht een mooie herinnering. Bij groot verdriet doet het goed te horen dat iemand aan je denkt. Digitaal verkeer is dan toch een beetje kil, en bovendien heb je dan niets tastbaars in je handen.
Bij zulke gelegenheden besteed ik aandacht aan het briefpapier, mooi papier met van die bijpassende smalle enveloppen. Op elke reis in een zuidelijk land, waar in de kantoorboekhandels deftige correspondentiemappen nog tot de standaard collectie horen, koop ik altijd een setje. Dat berg ik dan goed op, zodat ik nooit zonder zit. Tijdens het opruimen afgelopen week kwamen de schrijfmapjes tevoorschijn: roomwit, lichtblauw en vanillegeel, crème met een turquoise randje, een setje met op de achterzijde details uit landkaarten en nog eentje waarop Pinoccio met een enorme neus het blad afrent.
En dan is er dus ook nog die schoenendoos vol ansichtkaarten waarin ik, zomaar tussen die dinosauriërs, Hoppers en middeleeuwse tulpen, opeens een innig omstrengelde paartje zie. Het is een geisha met wapperende kimono in een, even kijken, behoorlijk ingewikkelde en uitnodigende houding, tezamen met een samoerai met een erectie als vuurtoren. Het paartje glimlacht gelukzalig, ze hebben er zin in, dat kun je wel zien. In en onder die kimono’s gebeurt van alles, expliciet en zorgvuldig getekend, met het schaam- en okselhaar als disteltjes. Japanse erotica uit de achttiende eeuw, beeldschoon. Die was ik helemaal vergeten!
Van de twaalf kaarten heb ik er blijkbaar ooit eentje verzonden. Ik hoop maar naar mijn eigen vent. Ik bedoel, je mag dan wel eens van deze of gene collega denken: hmmm, maar zulke kaarten sturen?
Ik ga ze wel bewaren hoor, voor later. Want als je oud bent en dement, mag je net zo gek doen als je wilt. Dus ook pikante kaartjes versturen.
Als er dan nog maar postbodes bestaan.
Loes de Fauwe is journalist en oud-verslaggever van Het Parool. Ze publiceerde twee boeken, Kasba Holland (met Arthur van Amerongen) en Een moeilijke jeugd. Sinds Loes afscheid nam van de krant verheugt ze zich in haar bestaan als gepensioneerde. Zonder plichten, zonder wekker, maar nog steeds met een nieuwsgierige blik op de wereld.
Lisa-Marie van Barneveld is editorial illustrator. Ze houdt van korte deadlines en moeilijke onderwerpen. Haar geheime superkracht is meer verf op haar handen/kleren/tafel/kat krijgen dan op het papier.