Op een begraafplaats in het Amerikaanse New Jersey worden bloemen van graven gestolen, al maanden. Via camerabeelden wordt een verdachte gevonden: Mrs. Wingate, een vrouw van 59 jaar die niet alleen bloemen van de begraafplaats ontvreemdt, maar ook planten en andere ‘items’ (grafkaarsen, teddyberen, een weggewaaide strik). Als ze wordt verhoord verweert ze zichzelf aanvankelijk: ze probeerde de boel enkel een beetje op te ruimen.
Ik lees het nieuwsbericht en denk direct aan kringloopwinkel Iris, een klein en inmiddels al lang ter ziele gegaan winkeltje in het dorp waar ik opgroeide, waar mijn eigen eerste diefstal plaatsvond.
Iris was een walhalla omdat er, naast de gebruikelijke servies- en meubeltroep, een aanzienlijke poppenafdeling was: helemaal links achterin stonden twee manden met barbies, één mand met babypoppen en een kleine mand met poppen die hoofden hadden van keramiek.
‘Prachtig’, zei mijn moeder bij een van onze eerste bezoeken aan de winkel over die laatste categorie, ‘die ken ik nog van vroeger, die stenen popjes. Daar mag je er een van uitkiezen.’
Ik probeerde mijn teleurstelling te verbergen en een keramiekpopje uit te kiezen dat het meeste op een barbie leek.
‘Weet je zeker dat je die wilt?’ vroeg Herm.
Iris was twee dagdelen in de week geopend en op die dagen stond Herm achter de toonbank. Herm had een onnoemelijk lange snor die tijdens het praten regelmatig in zijn mond verdween, vooral bij het uitspreken van bepaalde plof-, wrijf- en neusklanken. Bij het woord ‘poppenkleertjes’ flapperde die snor zo’n drie keer zijn mond in- en uit.
Het woord ‘poppenkleertjes’ moest Herm vaak uitspreken, want net zoals bij de manden met poppen was ik niet weg te slaan bij de mand poppenkleertjes. Vanwege de grote aantallen poppenkleertjes die wij thuis al hadden, had mijn moeder een deal met mij gemaakt: ik mocht bij Iris net zoveel kleertjes kopen als ik er ook inbracht. Herm noemde het bedrag dat de ingeleverde kleertjes waard waren, en voor dat geld mocht ik nieuwe uitkiezen.
Het spreekt voor zich dat ik een wollen, katoenen en zorgvuldig door familieleden zelfgemaakte garderobe aanleverde, en daar overwegend glitter-, roze- en synthetische tenues voor terug koos. Mijn moeder zei daar – en dat vond ik ergens wel gek – niets over en liet mij mijn gang gaan. (Later bleek dat ze onze oorspronkelijke kleertjes vaak terugkocht en verstopte op zolder, maar dit niet vertelde omdat ze mij kennis wilde laten maken met commercie en handelsgeest.)
Toen kwam de dag dat ik al mijn vervangbare poppenkleertjes had omgeruild, maar nog niet klaar was met ruilen. Sterker nog, ik begon er net lekker in te komen. Dus nam ik op een middag een van mijn oude poppenjurkjes, die Herm keurig geprijsd in de mand had gelegd, in mijn jaszak mee naar huis. Het voelde niet als stelen, het jurkje was gewoon even uit logeren geweest en keerde nu weer terug.
‘Ik dacht dat we die naar Iris hadden gebracht’, zei mama toen ze het jurkje thuis zag.
‘Die komt me bekend voor’, zei Herm toen ik het een paar dagen later als ruilwaar op zijn toonbank legde.
Beiden keken ze me aan met opengesperde ogen. Het viel me ineens op hoe muf het eigenlijk rook in de winkel, hoe vaal de poppen waren, alsof ze uit een ander tijdperk kwamen, hun gezichten vergeeld als boeken en hun haar en wimpers door motten weggevroten. Zelfs Herms snor zag er stoffig uit. Hij keek me nu lief aan – ik voelde me verschrikkelijk.
‘Ik dacht, het is zo vol hier’, stamelde ik rood aangelopen, ‘ik dacht, ik ruim een beetje op.’
Mrs. Wingate, lees ik, werkte zelf jarenlang bij de politie. Daarna werd ze bloemist. De begraafplaats waar ze de bloemen stal ligt tegenover het politiebureau. Haar oud-collega’s herkenden haar direct op de camerabeelden. Op de verdachtenfoto kijkt ze alsof ze gigantisch van zichzelf baalt, maar echt niet anders kon.
Iduna Paalman (1991) is al bijna vier jaar columnist voor Hard//hoofd. Haar poëziedebuut ‘De grom uit de hond halen’ verscheen in het najaar van 2019 bij Querido. Ze won er de Poëziedebuutprijs 2020 mee. Ze publiceerde onder meer in De Gids, De Revisor, De Groene Amsterdammer en NRC Handelsblad.
Tsjisse Talsma gaat het liefst met zijn schetsboek de wereld rond.