‘Volgens de wetten van de natuurkunde is het nog mogelijk om een klimaatcatastrofe te voorkomen…’, lees ik in De Groene Amsterdammer. Jippie. De wereld is mooi en de wereld blijft mooi, denk ik. Zie je nou wel, I love de wetten van de natuurkunde! Dan lees ik verder: ‘…al stemt de politieke realiteit een stuk somberder.’ Ja, oké. Soms is de lijn tussen mijn optimisme en mijn naïviteit zo dun dat ik me ervoor schaam.
Doodmoe zit ik aan het ontbijt; ik ben uit mijn bed gebeld, want op dit moment is mijn neefje geboren aan het worden. Ik lees over het voorkomen van klimaatcatastrofes, mijn schoonzus perst een nieuw leven uit haar buik. Mijn andere neefje wordt grote broer, ik pas op hem, hij kneedt een balletje van zijn boterham met pindakaas.
‘Ze beweren dat dit een doorbraak is,’ zeg ik. Hij kijkt niet op. ‘De komende jaren worden waarschijnlijk de belangrijkste in onze geschiedenis. Het hoger beroep van de klimaatzaak van stichting Urgenda heeft geoordeeld dat in 2020 de CO2-uitstoot van Nederland 25 procent lager moet liggen dan in 1990. Dat is fantastisch nieuws.’
‘Broetj,’ zegt mij neefje.
‘Ja, zeg ik. Jouw broertje wordt geboren. Ook dat is fantastisch nieuws.’
‘Fantasch nies!!’ zegt mijn neefje. De broodbal vliegt door de lucht.
Ik denk aan het woord ‘baanbrekend’. Dat staat in het stuk, dat het vonnis baanbrekend is. ‘Baanbrekend’ werd vroeger als germanisme gezien: eine Bahn brechen durch Felder und Wälder betekent: door velden en bossen een weg vrijmaken, een weg banen. In het Nederlands kan een baan taalkundig eigenlijk niet worden gebroken, en betekent een baan, zoals het Duitse Bahn oorspronkelijk, niet een natuurlijk pad, maar eerder een kunstmatig aangelegde, vlakke weg. Zo voelt het woord ‘baanbrekend’ in dit vonnis ook: kunstmatig, onaf. Er is nog geen vrijgemaakte baan, de overheid heeft eromheen gedraaid. Het gaat vooral om deadlines, veel minder om hoe die deadlines gehaald moeten worden. Gelukkig is er nu wel een afspraak: binnenkort moet er over een vrije baan gewandeld kunnen worden. De drogredenen van Staat en bedrijven om het nog uit te stellen staan klemgezet aan de kant. De baan is nog niet gebróken, maar al wel, laten we zeggen, een stukje gescheurd.
‘Hee lievie,’ zeg ik. ‘Brood hoort niet op de grond.’
‘Nee,’ zegt mijn neefje.
‘Alle excuses om te treuzelen zijn op geraakt,’ zeg ik. ‘Dat snapt de politiek natuurlijk ook. En 2020 is al heel erg snel.’
‘Ja,’ zegt mij neefje.
‘Ik ben zo benieuwd, of dit de échte doorbraak wordt.’
‘Niewd!!’
'Als jíj kinderen krijgt is blauw geen jongenskleur meer. Je gaat gemiddeld honderd jaar worden, en een klimaatcatastrofe zal zijn afgewend.'
‘s Middags zit ik aan het kraambed van mijn schoonzus. Haar zoontje ligt te slapen aan haar borst en kreunt wat. ‘Je bent geboren in de belangrijkste jaren van onze geschiedenis,’ mompel ik.
‘Wat?’ zegt mijn schoonzus. Mijn broer smeert beschuit met muisjes.
‘Als jíj kinderen krijgt is blauw geen jongenskleur meer,’ mompel ik verder naar het baby’tje. ‘Je gaat gemiddeld honderd jaar worden, je zult niet overlijden aan kanker, de treinen zullen met vijfhonderd kilometer per uur rijden. En het grootste feest: een klimaatcatastrofe zal zijn afgewend.’
Even is het helemaal stil in de kraamsuite van het ziekenhuis. Buiten gaat de zon prachtig onder; het is vandaag weer heel zomers geweest. Mijn broer en zijn vriendin staren naar hun nieuwe kindje. ‘Hij heeft er niet om gevraagd, maar hij gaat een fantastisch leven hebben,’ zeg ik. En daar moet ik terstond om huilen.
Iduna Paalman (1991) is al bijna vier jaar columnist voor Hard//hoofd. Haar poëziedebuut ‘De grom uit de hond halen’ verscheen in het najaar van 2019 bij Querido. Ze won er de Poëziedebuutprijs 2020 mee. Ze publiceerde onder meer in De Gids, De Revisor, De Groene Amsterdammer en NRC Handelsblad.
Daphne Prochowski is een illustrator uit Groningen. Haar werk is te omschrijven als kleurrijk en verhalend.