Jaap Faber is Nederlander in Roemenië. Op uitnodiging van Vlaams-Nederlands Huis deBuren schreef hij een citybook over Boekarest, de ideale fietsstad: "Zo vlak als een polder. Zelden regen. Weinig wind. Dus."
Mijn sluimerend nationalisme heeft de vorm van een fiets. Een gezonde en best verdedigbare manifestatie, alleszins geen genocide en agressieve symboliek is er ook al niet mee gemoeid. Smeed uw wapens tot fietsen, en het beloofde land is nabij. Neem wel uw eigen fietspomp mee; voor wegwijzers wordt gezorgd.
Nu is het keuzemenu ook niet denderend: de Nederlandse tolerantie is een achterhaalde mythe, elk nieuw kabinet doet verwoedere pogingen het gedoogbeleid de nek om te draaien, homo's mogen wel trouwen maar worden hun buurt uit gepest en halen we eens een voetbalfinale, dan verliezen we. Maar de fiets, die blijft. Het is dan ook geen toeval dat de bewonderende bijnaam die de Roemeense voetbalcommentatoren aan het Nederlands elftal hadden gegeven, tegenwoordig de naam van een Boekarester fietsenwinkel is. Portocală mecanică, a clockwork orange. En ja, ze verkopen er oranje fietsen. Uit Nederland.
Met meer dan tachtig procent van de bevolking officieel orthodox en met statistieken die keer op keer uitwijzen dat de kerk verreweg als het betrouwbaarste instituut gezien wordt – met het leger als tweede op respectabele afstand, een generaal legt het op een eeuwige schaal nu eenmaal af tegen een priester – is de dominantie van het Patriarchaat niet moeilijk voorstelbaar. Ook het straatbeeld lijdt hieronder. Waarom taxichauffeurs menen, na het gewenste adres aangehoord te hebben, enige duidelijkheid te verkrijgen door te vragen of dat 'naast de kerk' is, heb ik niet opgehelderd gekregen. Ja meneer, dat is naast de kerk. En tegenover de bank. En vlakbij de supermarkt. U weet wel, die straat met huizen erin.
En toch.
Ga je vanaf de wijk Rahova verder naar het zuiden, dan staat daar de gevangenis waarna de stad opeens ophoudt. Simpelweg stopt. Er is een weggetje dat naar rechts gaat en na enkele kilometers de stad weer bereikt, maar langs het weggetje ligt alleen een grote massa rood zand en stof. Zandheuvels, werkterrein waar niet gewerkt wordt. Groeien doet er niks, enig teken van leven ontbreekt. Tot je, wanneer je goed kijkt, opeens een kerkje midden in die zandvlakte ziet, net naast een rood heuveltje. En iets daarachter nog een kerkje. En daar, links in de verte, nog een. Acht, tien vierkante kilometer en drie kerkjes. Zonder weg ernaartoe, alleen maar rood zand.
Zoek op: binnenband, ventiel, plakken, lek. Stukje-voor-op-het-lek, hoe zoek je een woord op als je het niet kent in je eigen taal? Pleister? Dag fietsendokter, wilt u een pleister op mijn fiets plakken? Trapper, as, spaken.
Erg aanlokkelijk is de ingang van mijn park niet: een groot betonnen plein, grote leegte in het midden, aan de randen een vieze bierkeet (links) en een walmend donutkraampje (rechts), achteraan botsauto's. Achter de botsauto's moet je zijn. Daar zijn de rozen, de fonteinen, de paadjes en bankjes. En de grote brug over het meertje. Daar kun je bootjes huren – twintig lei voor een goed roeibootje, tien voor een kapot.
"Goedemiddag, mijn binnenband is kapot. Wilt u die vervangen?"
– [onverstaanbaar gemompel]
"Pardon?"
– "Moet er lucht in?"
"Nee. Nou ja. Uiteindelijk wel, ja. Maar hij is kapot."
– "Wacht, ik haal een pomp. Vlad, breng een pomp hier!"
"U bent al te vriendelijk. Maar hij is kapot."
– "Vlad, geef mij die pomp. Deze pomp is niet goed. Breng de goede pomp."
"Doe vooral geen moeite. Ik wil graag een nieuwe binnenband."
– "Wacht, wacht, we pompen buiten. Vlad, breng de fiets naar buiten."
"Verkoopt u eigenlijk binnenbanden?"
– "Vlad, ga die band oppompen."
[pompintermezzo. Langzaam rondlopen en interesse pretenderen voor ski-uitrustingen.]
"En, is het gelukt?"
– "Meneer, luister, die band is kapot. We hebben geprobeerd hem op te pompen."
"Erg fijn, dank u."
– "Maar we kunnen het repareren."
"Bijzonder prettig. Maar zou u de band willen vervangen?"
– "Geen probleem, geen probleem. Vlad, neem die fiets mee naar achter."
[werkzaamhedenintermezzo. Buiten om het blok heenlopen, sigaretten roken, op een bankje zitten staren naar kapot beton. Man-met-hondje wordt van zijn sokken gereden door een meisje van vijf met een driewieler. Kijkt boos om zich heen: "Meneer, is dat kind van u?" Gelukkig niet meneer, gelukkig niet.]
"Heeft u de strijd kunnen winnen?"
– "Natuurlijk, geen enkel probleem meneer, we hebben het lek voor u dichtgeplakt."
Sommige diersoorten zijn geschikter dan andere voor het verlenen van charme aan hun habitat. Tegen eekhoorntjes in Hyde Park heeft geen mens bezwaar, en zong Herman van Veen niet ooit eens over duiven rond de Westertoren? Honderdduizend magere herdershonden figureren niet zo idyllisch in een ballade, zeker niet als ze op gezette tijden iemand doodbijten.
Massale sterilisatie, zo zou het gaan. Maar kom aan dieren en je komt aan mensen: elke wijk die het sterilisatieteam aandeed, bleek vrij van zwerfhonden te zijn. Infiltratie, complotten, fluisterende vogeltjes – feit bleef dat de ‘razzia’s’ doorzien werden, en de honden zodoende ‘onderdoken’ wanneer de ‘beulen’ een wijk aandeden.
Ach, zei mijn buurvrouw, zo jammer dat die bereidheid er in de jaren veertig niet was.
Een land dat zich ontdoet van een dictatoriaal systeem en zichzelf een democratie cadeau doet, biedt ongekende mogelijkheden voor eenieder om te fantaseren over een prachtige toekomst, en de meest utopische invulling daarvan te projecteren op elke halve ontwikkeling. Twintig jaar na Ceaușescu ontbijten bij McDonald's op elke straathoek in het centrum? Check. Het grootste winkelcentrum van Oost-Europa? Check. Het een-na-grootste winkelcentrum van Oost-Europa op vijfhonderd meter daarvandaan? Check. De hoogste verkoopcijfers van Ferrari's in heel Europa? Check. Het parlement dat na eindeloze debatten in zijn democratische wijsheid besluit de Roma officieel tot țigani, zigeuners, om te dopen omdat Roma teveel op 'Roemeens' lijkt en dat tot imagoschade in allerlei buitenlanden leidt? Check.
Voor 2009 was ik nooit in Roemenië geweest en veel door eigen ideologie en wensgedachten ingegeven ideeën over de richting van het land had ik dus ook niet. Twee dagen in Boekarest leerde mij dat het een perfecte fietsstad is. Zoals een moderne nationalist betaamt, bedacht ik hiervoor rationele argumenten. Brede boulevards, dus voldoende ruimte. Voor een stad van ruim twee miljoen inwoners een relatief klein oppervlak, dus alles goed bereikbaar. Hoge benzineprijzen en geen hoog gemiddeld inkomen, dus economisch aantrekkelijk. Een stad zo vlak als een polder. Zelden regen. Weinig wind. Dus.
Bootjes huren doe ik niet, boeken lezen op de rozenlaan wel. Dat ik mezelf daarmee blootstelde aan gevaar uit erg onverwachte hoek was natuurlijk niet te voorzien. Emotionele non-fictie lezen over een meisje met negen pruiken is voor niemand een feest, dus toen de jongedame naast mij tegen me begon te kletsen zag ik dat vooral als een welkome pauze. Iets over dagboeken, overleden vrienden en Duitse soaps. Nu ben ik natuurlijk een voorkomende gentleman, dus na een half uur conversatie, conform de etiquette, bood ik haar koffie aan. Cappuccino werd aanvaard.
Complimentjes tijdens de koffie, naast verhalen over oma, toekomstplannen en favoriete dieren. Dat ze erg gelukkig was mij ontmoet te hebben. Dat vond ik wel wat rigoureus, maar andere mensen lezen andere etiquetteboeken. Wilde ik mee naar oma? Een onweerstaanbaar aanbod natuurlijk. Hybris ook, van mijn kant wellicht het meest.
Na een poosje met oma op de bank – zwijgend, vanwege de Duitse soaps – brak de tijd aan om fotoalbums te bekijken. Wilde het bezoek dat? Weigeren is lastig, hoewel de etiquette weinig zegt over het bekijken van foto's. Zoiets is gezond verstand.
Begin van het album (bruin leer en goed dik). "Dit zijn mijn grootouders, toen ze trouwden."
Enkele bladzijden verder. "Hier was mijn moeder net geboren. Zie, dit was na de doop."
Richting het midden. "Mijn vaders ouders. Ze zijn heel traditioneel, kijk, de hele familie heeft traditionele kleding aan."
Over de helft. Oma kijkt tijdens de reclame goedkeurend toe. "De bruiloft van mijn ouders. Mijn moeder schaamt zich voor deze foto vanwege haar bril, maar dat kwam door het communisme."
Nog een derde te gaan. "Dit ben ik als baby. Lief hè? Ik vind mezelf een mooi kindje." Een toch nog aanzienlijke hoeveelheid lege pagina's. "En hier komen de foto's van onze bruiloft. Wil je thee?"
Het is gruwelijk hoe je etiquette je op zulke momenten in de kou laat staan.
Zaken waarmee ik geen rekening had gehouden:
– honden
– buschauffeurs en ander moordlustig tuig
– straatverlichting, meer bepaald het ontbreken hiervan in bepaalde wijken
– vier maanden sneeuw per jaar
– veertig graden in de zomer
– didactische filmpjes op YouTube over het openbreken van fietssloten in minder dan een halve minuut
– het feit dat wie fietst, eigenlijk een homo is, of op zijn minst een progressief, wat misschien nog erger is
Misschien komt het simpelweg door het kapitalisme, misschien door ons gebrek aan geduld wanneer we iets willen hebben. Misschien is dat hetzelfde. Feit is: er is een 24-uurseconomie, en er zijn dus ook winkels die altijd open zijn. Ik ben daar voor. Mijn toiletpapier is altijd op om drie uur 's nachts, net als mijn sigaretten. Daar hebben we de avondwinkel voor. Mensen hebben op de gekste tijden honger, en wat is daarvoor de oplossing? Een non-stop pizzabezorgservice. Taxi's rijden de hele nacht. Geldautomaten sluiten niet. In Istanbul wordt er op elk moment van de dag en zelfs tijdens de jaarwisseling gevist op de Brug van Galata en als Boekarest een serieuze rivier zou hebben, met de mogelijkheid erin te verdrinken en met levende wezens, dan zou dat hier ook gebeuren. Vissen slapen niet.
Maar wie is er mee gediend, welke noodzaak, welke haast, welke urgentie maakt het noodzakelijk naast de begraafplaats een non-stop doodskistenservice te hebben?
Twee nachten geleden droomde ik voor het eerst over Ceaușescu.
Regel 1 van het Handboek ter Bevordering van Kitsch in de Horeca:
– hang aan de muur zes goudomlijste televisieschermen waarop permanent De Nachtwacht te zien is.
Les 23 van het onvolprezen Hoe wordt mijn stad een toeristische trekpleister:
– zorg er voor dat het op zondag arriverende toeristen te allen tijde onmogelijk wordt gemaakt een ticket voor de bus naar het centrum te kopen. Indien mogelijk, beboet hen hier dan voor.
Richtlijn 87 van de nota 'Publieke relaties & het openbaar vervoer':
– wanneer de plattegrond van de metro aan een nieuwe versie toe is, zie er dan zorgvuldig op toe dat niet meer aangegeven staat welke stations rolstoeltoegankelijk zijn.
Het moet gezegd: het Genie van de Karpaten heeft zijn sporen nagelaten. Dat midden in de stad een paleis staat waarvan je na drie kwartier rondleiding – "Walls are made from marble from inner lands of Romania. All marble was used for this building and is very expensive and that's why marble's special. If you have questions. We go to next room." – nog geen drie procent gezien hebt, is niet te missen. Dat er autoraces in de gangen worden gehouden, is publiek geheim. Wat ik nog niet wist, is dat het paleis op subtiele wijze samenwerkt met het stratenplan van de stad, waardoor het vanuit de meest onwaarschijnlijke plaatsen nog net zichtbaar is.
Een verzameling vingerpopjes zorgde ervoor dat ik daar achter kwam. Op een avond toen ik thuiskwam, meldde mijn buurman zich met vriendelijk en verstrooid gezicht toen ik juist naar binnen wilde. Hij duwde iets in mijn hand "Voor u." Een zakje. Maar waarom? Van wie? Daarover deed buurman geen uitspraken – hij knikte mij vriendelijk toe en ging zijn huis weer binnen. Bestudering van de inhoud van het zakje in mijn eigen woonkamer leerde mij dat het hier vingerpopjes betrof, tien in getal. Onschuldig natuurlijk, maar wat moet een mens ermee? Keira Knightley poserend voor Coco Chanel en een sokpop van Rudolf het Roodneuzige Rendier, dat duld ik. Maar een kerstman, een verpleegster, een rabbijn, een zonnebloemkindje, een roze ballerina, een brandweerman, een bruidje, een gemaskerde bandiet, een kok en een spookje?
Ik ben die dan maar op verschillende plekken in de stad gaan neerzetten, op takjes, hekspijlen en oneffenheden in muren. Een vrolijk popje hier en daar in een toch vrij grijze aangelegenheid – want van veel kleur hield het Genie niet. Misschien was er ook geen geld voor verf, en uit dat kostbare marmer kun je natuurlijk geen flatgebouwen optrekken. Grijsheid alom dus, en vanwege de Rechtvaardigheid vond ik dat de popjes zoveel mogelijk verspreid moesten worden. En overal, tussen de flats door, is precies een stukje te zien van dat monstrueuze ding, met veel gevoel voor ironie ‘Huis van het Volk’ genaamd. Alle popjes hebben er uitzicht op.
Een vriend vertelde mij ooit dat hij vroeger, toen hij een jaar of tien was, eens volledig verbijsterd was nadat hij er kennis van had genomen dat niet ieder huishouden een piano bezat. Maar hoe kon je dan de zangles begeleiden? Zo geloof ik niet dat iemand mij ooit in Nederland heeft gevraagd of ik een fiets bezit. Zeventien heb ik er bezeten, minstens. En twee piano's, maar wie zeventien piano's bezeten heeft is handelaar, verdwaasde gek of dief. Ik heb voor alle drie geen talent, vind ik zelf. Wie zeventien fietsen bezeten heeft, is doorgaans een stadse Nederlander.
In Boekarest liggen de zaken anders. Vraagt iemand of je een fiets hebt, wees dan op je hoede. Je antwoord is een zijden draadje, waaraan je sociale status bungelt.
Ik neem de gok, antwoord naar waarheid. Ik mag door deur 1. Vanaf nu hoor ik bij de groep mensen die zichzelf geen avant-garde noemen, maar wel vinden dat ze het zijn. Die progressief zijn en dus voor een milieumeneer met kekke paardenstaart stemmen als presidentskandidaat. Die een ideologische hekel hebben aan zachte stoelen en dus alleen op terrassen met houten banken vertoeven. Die liefst elke avond naar een documentaire over Kazachstaanse boerengemeenschappen gaan. Die denken dat Al Gore een serieuze wetenschapper is.
Heerlijk, ik hoor erbij.
Op nieuwjaarsdag werd er aan mijn deur gebeld door een priester, die onder het mom van het verjagen van boze geesten al mijn meubels nat wilde maken. Nu heb ik mensenvrees en doe dus uit principe de deur niet open, wat jammer was want voor een theologische discussie ben ik altijd wel in de stemming. Ditmaal liet ik de eer aan een vriend, die evenals iedereen zich mocht verheugen in geestelijk bezoek, maar evenmin als ik veel zin had in natte meubelen.
"Een gezegend nieuw jaar, meneer."
– "U ook de beste wensen."
"Ik kom u de zegen van de kerk brengen voor uw woning en uw familie."
– "Dat is erg aardig van u. Dank u wel."
"Open alstublieft de deur zodat ik u de zegen kan brengen."
– "Dat heeft u toch zojuist gedaan?"
"U weet toch wat ik bedoel, meneer. De zegening met heilig water."
– "Ach zo. Vriendelijk bedankt, toch maar niet."
"U moet de boze geesten uit uw huis verjagen."
– "Bepaalt u dat?"
"Meneer, de kerk heeft het beste met u voor. Wij willen u helpen."
– "Ik geloof niet dat ik door de kerk geholpen wil worden."
"Waarom zou u de wijsheid van de kerk minachten? Duizenden jaren van heilige kennis, het Licht van Christus. Wij brengen de mensen vrede, u moet daar niet arrogant over zijn. Bent u groter dan Christus?"
– "Wat vindt Christus van de enorme kathedraal die jullie aan het bouwen zijn?"
"Dat is een plaats van aanbidding, van verspreiding van waarheid, het spreken tot God. Het strekt de Zoon tot eer."
– "Jezus genas de zieken. Zou het niet beter zijn de miljoenen die de nieuwe kathedraal kost te besteden aan het bouwen van een ziekenhuis?"
"Meneer, een kathedraal is een ziekenhuis voor de ziel."
Op anderhalf uur rijden van Boekarest, onderweg van niets naar nergens, ligt Buzescu. Buzescu is een sprookjesdorp. Buzescu is Disneyland op z'n Roemeens. Buzescu is een filmdecor. Buzescu is pure fantasie. Buzescu is totale waanzin.
Er zijn regels en Buzescu houdt zich niet aan de regels. Regel één: kleine Roemeense dorpjes zijn relatief arm. De huizen zijn wat vervallen, en staat een schuttinkje voor en in de tuin staat een oude Dacia. Het gemeentehuis is opgetrokken uit gele steen en telt twee verdiepingen, waarmee het het hoogste gebouw in de omgeving is.
In Buzescu staan alleen maar kastelen. Minstens vijftig zijn het er, soms drie, soms vier verdiepingen hoog, de een in nog extravagantere kleur dan de ander.
Ornamenten, veranda's, grote balkons, complete bordessen en balustrades, en: torens. De huizen in Buzescu hebben torens. Je kunt er een prinses in opsluiten. Zulke torens.
En al die huizen staan leeg. De familie woont in schuurtjes, achter het huis.
Het lifthokje in mijn flat heeft een vloeroppervlak van nog geen vierkante meter, en erg gevoelige deurtjes die ervoor zorgen dat de lift onmiddellijk tot stilstand komt bij lichte aanraking. Het vergt enige oefening de negen etages van mijn huis naar de begane grond af te leggen met een fiets, zeker wanneer je geen stuur in je oog wilt. Medepassagiers onmogelijk.
Het echte masochisme begint daarna pas. De wijk verlaten is een missie vol hinderlagen. In de hinderlagen: viervoeters. Die beesten zijn evolutionair slimmer geworden of simpelweg geconditioneerd: ze hebben hoe dan ook op een bepaald moment geconstateerd dat blaffend achter auto's aanrennen ze op geen enkele wijze voordeel bracht. Deze vierwielige machine, zo leerde de hond, gaat sneller dan ik, het bijten doet mij meer pijn dan hem en bij een directe confrontatie ben ik altijd de onderliggende partij. Neem dan de tweewielers. Geldt dit alles daarvoor ook? Nee. Welnu, eropaf.
Dit is pure wijsheid, ten nadele van de fietser.
De Gay Parade heet geen Gay Parade maar Mars der Diversiteit. Als dat bedoeld is als neutrale aanduiding waar niemand bezwaar tegen kan hebben, is die opzet schromelijk mislukt. De tegenstanders van de diversiteit hebben zich op de ochtend van de mars verenigd in een tegenmars: die der Normaliteit.
De festiviteiten vinden plaats op een zaterdag in juni en ik besluit erheen te gaan, want ik laat geen mogelijkheid onbenut te tonen hoe verlicht ik ben. Bovendien regent het niet, dat helpt ook. Op vorige edities werd er met stenen naar de deelnemers gegooid, en hoewel een gat in mijn hoofd natuurlijk geen aangenaam vooruitzicht is, vind ik het toch een romantisch idee. Je moet ook wat te vertellen hebben.
De stenengooiers zijn er niet, wel is er een hoop politie. En vrolijke mensen die vlaggetjes met regenbogen uitdelen en flyers over hoe je die vlaggetjes na de parade moet verstoppen. En progressieve jongeren. En de drie linkse intellectuelen die het land rijk is. En Europarlementariërs. En buitenlandse diplomaten. En vast ook een paar homo's.
De stoet gaat naar het Paleis, 700 meter. Houdt daar stil, precies onder het voorbalkon – het Genie draait zich om in zijn graf. Toespraken, dansmuziek, een hoop gejuich. De stoet loopt naar rechts, nog 700 meter. Dan is het afgelopen en gaat iedereen een ijsje eten. Vlaggetje in de tas.
Zaken die in aanmerking komen voor permanente plaatsing op het fietspad:
– bushokjes
– eikenbomen
– autowrakken
– hele grote gaten zonder duidelijk doel
– reclamezuilen waarop de Roemeense overheid claimt de burger welvaart, geluk en voorspoed te kunnen brengen, als er maar geen illegale sigaretten gekocht zouden worden
Zou de mevrouw die bananen bij de metro-uitgang verkoopt weleens overwogen hebben haar fruit in de schaduw te zetten?
Zouden de lijmsnuivers allemaal wiet roken als dat legaal verkocht werd?
Zou het weleens in het hoofd van een restauranteigenaar zijn opgekomen niet op elke muur een flatscreen met voetbal op te hangen?
Zou de taxichauffeur weleens bedacht hebben dat twee handen aan het stuur wellicht een betere bescherming in het verkeer biedt dan al bellend met de andere hand drie kruisjes te slaan wanneer hij langs een kerk rijdt?
Zou de gemeente echt gedacht hebben dat neonborden met de tekst 'Geen graffiti in de tunnel spuiten!' mensen daadwerkelijk op andere gedachten brengt?
Zou het bestuur van Sector 6 echt denken dat vier reusachtige kerstbomen (vers uit Noorwegen) voor vijfduizend euro per stuk de beste besteding van het budget was?
Zou de president echt denken dat de Roemeense toetreding tot Schengen soepeler zal gaan door zijn boodschap aan het volk, al winkelend verkondigd, dat hij vol trots geen Nederlandse groente meer kocht en eenieder aanmoedigde hetzelfde te doen?
Zou de Universiteit van Boekarest eigenlijk geweten hebben wie hij was, toen ze besloot een eredoctoraat uit te reiken aan de neofascistische Italiaanse politicus Fini?
En zo ja: zou dat dan beter zijn?
Hoe sterk is de eenzame fietser? Dat valt tegen. De wind is zijn vijand niet, maar als hij de honden voorbij is – "Congratulations! You have reached level 3!" – wachten daar de trolleybussen, de stoepranden van twintig centimeter hoog, de plotsklaps ophoudende straattegels, de bouwputten zonder waarschuwend hekje, de eindeloze hoeveelheid geparkeerde auto's op straten, op stoepen, op fietspaden, de grote rotondes waar uit blasfemische overwegingen niemand ooit het woord 'voorsorteren' in de mond durft te nemen. Hoon en spot zijn zijn deel, getoeter is zijn aanmoediging. De beste blik waar hij op durft te hopen, is een meewarige, vol onbegrip. Zelfs de beenloze bedelaar die zich op zijn plankje op wieltjes tussen de voor het verkeerslicht wachtende auto's heen beweegt, kijkt hem minachtend aan: "En, wat is jouw excuus?".
Schaarste, enorme schaarste in de stad. Er is een chronisch gebrek aan sokpopjes. Elke tram een verpleegster, elke taxi een spookje. Iedere politieagent krijgt een ballerina, voor het contrast. De mini-market op de hoek wordt opgeleukt met een brandweerman. En boven de ingang van de orthodoxe kerkjes: een rabbijn.
Vaak als ik 's ochtends naar de metro loop, maak ik alvast lijstjes van de dingen die ik ga missen als ik hier niet meer woon. Dat komt doordat veel metrostations, vooral die waar ik langs moet, sterk naar covrigi, zoute krakelingen, ruiken, en ik er zeker van ben dat te gaan missen. Alleen de geur, de krakelingen beslist niet. Ook de overal aanwezige en immer genegeerde bordjes 'verboden te roken' komen in aanmerking. De Roemeense dance, tezamen met het eeuwige voetbal op tv als vaste sfeermakers in om het even welke bar die je binnengaat. Sjofele mannetjes die tomaten en aubergines verkopen vanuit de achterbak van hun auto, alsof het illegale waar is. De mensen die zich rond de locomotief van een binnenkomende trein scharen, wachten tot de machinist hun naam roept en vervolgens een zakje eten, een stapel kleding of een kooi parkieten in ontvangst nemen. De dame op de brug die de hele dag met een weegschaal zit te wachten, waar je tegen betaling op mag gaan staan. De stapels vermoedelijk grotendeels tergend slechte lectuur in de vorm van vergeelde boekjes zonder illustraties op het omslag – nooit zal ik er eentje van lezen, maar boekverkoop in de openbare ruimte kan op mijn onverdeelde sympathie rekenen. De chauffeurs die, in de ochtendspits, elke dag weer proberen tegen de regels in op de kruising naar links te gaan, de woede van honderden anderen trotserend. De eerste dag dat er sneeuw ligt. De eerste dag dat er geen sneeuw ligt. Gekleurde eieren met Pasen die niet verstopt worden, maar die je mag pas opeten nadat je hebt toegegeven dat Jezus inderdaad uit de doden is opgestaan. De talloze plekken waar boze mensen middels verf op de muur uiting hebben gegeven aan hun diepste gevoelens – Europarlementariër en presidentskandidaat Gigi Becali wordt doorgaans verzocht de verfdichter te pijpen, dan wel op te rotten als eigenaar van voetbalclub Steaua, en liefst allebei.
Tegenwoordig wandel ik. Er zijn bergen waar je niet op komt. Mijn fysieke integriteit was nog niet geschonden, maar mijn mentale gezondheid liep groot gevaar. Grommend op het zadel. Vloekend de lift uit. Scheldend tegen auto's. Zwerend nooit meer... Knarsetandend banden plakken. Schreeuwend 's nachts. Zuchtend bij de zoveelste fietsenmaker. Een mens moet zijn grenzen kennen, stoppen voor de compulsieve fase. Is daar uiteindelijk niet elk nationalisme aan ten onder gegaan? Een gat gegraven onder de appelboom in het park. Grafsteen maar achterwege gelaten.
De duizenden grijze blokken, die op wonderbaarlijke wijze in de Boekarester zon een minder deprimerende aanblik bieden dan een Hollandse buitenwijk.
Mijn park, van waaruit je het centrum van de stad kunt zien liggen, maar er een wereld vanaf bent.
En het fietsen.
-
Jaap Faber (Rotterdam, 1985) studeerde musicologie, literatuurwetenschap en Nederlandse letterkunde aan de Universiteit van Utrecht. Hij werkte tijdens het schrijven van dit verhaal als lector Nederlands aan de Universiteit van Boekarest en doceerde taalverwerving, linguïstiek en Nederlandstalige literatuur, inmiddels is hij verbonden aan Karoli Gáspár-Universiteit in Boedapest.