In het Cadavre staren schrijvers nooit naar een leeg vel papier. Ze gebruiken de laatste zin van hun voorganger als begin voor iets nieuws. Zo spelen ze een woordspelletje dat al jaren geliefd is bij verveelde kinderen en Parijse surrealisten.
Vandaag schrijft Marjolijn van de Gender verder met de famous last words van Anne van Winkelhof.
‘Ik hoop toch dat er iemand anders komt en mij onder zijn hoede neemt,’ zegt Janna terwijl ze de sigaretten uit mijn jaszak haalt. In het donker lijkt ze op haar Tinderfoto’s. ‘Heb je een aansteker?’
Het mag niet te makkelijk zijn, dus ik zeg niets. De aansteker zit in mijn achterzak, een plek waar haar vingers niet durven te komen. Of durfden te komen, want haar nagels prikken door mijn broek heen terwijl ze de aansteker pakt.
Mijn nek prikt en ik kijk naar links, naar rechts. Ons enige gezelschap in het park is een man die rondsloft met een chihuahua in zijn armen. Zijn kin ligt bijna op zijn borst, zijn lippen bewegen en hij wiegt de chihuahua voorzichtig. Hij ziet ons niet. Met één vlammetje steekt Janna twee sigaretten aan. Ze laat mij kiezen welke ik neem.
‘Op school moet ik hoofdsteden leren,’ zegt ze. ‘Volgens mij heten ze daarom zo, omdat iedereen ze ooit uit het hoofd heeft geleerd.’
Op school. Ik zet twee stappen achteruit. Mijn schoenzolen zinken weg in de modder, mijn knieën trillen.
‘Thijs?’ zegt ze.
Toen ik hoofdsteden moest leren, waren Servië en Montenegro één land en moest ik het identiteitsbewijs van mijn broer stelen om naar de kroeg te kunnen. Na drie biertjes glipte ik met mijn vrienden naar buiten om over te geven. Als één van ons pepermunt bij zich had, maakten we ons zo breed mogelijk en marcheerden we terug naar binnen. Inmiddels steelt mijn broer mijn foto’s om op Tinder te gebruiken, want bij mij groeien de grijze haren enkel op de achterkant van de schedel.
Janna zuigt aan haar sigaret en ik kijk naar de mijne. Het gloeiende puntje glijdt naar mijn vingers toe, vastbesloten om ze te verbranden.
‘Ik geloof niet dat dit een goed idee is,’ zeg ik.
‘Je bent jonger dan ik dacht,’ zegt Janna.
‘Jonger?’
‘Meestal zijn ze ouder dan ze mij vertellen.’ Ze neemt een teug van haar sigaret. ‘Hij was ook ouder. Maar dat vond ik niet erg. Ik vond het alleen erg dat er meer dan één leugen was.’
Met moeite wrik ik mijn schoenen los. Het vocht is door het leer gekropen, mijn sokken zijn koud. ‘Hoorde je niet wat ik net zei?’
‘Je vindt dit geen goed idee,’ zegt ze, ‘maar we staan hier nog.’
Ze is lang en haar lippen glanzen. Als ik watten in mijn oren zou stoppen, zou ik kunnen vergeten wat ze zei over hoofdsteden.
Ik haal de aansteker uit mijn zak en neem het doosje met sigaretten van haar over. Zonder haar aan te kijken houd ik twee sigaretten tegen de vlam. ‘Jij mag kiezen,’ zeg ik.
Na een korte zomerstop borduurt Laura Haman verder op Marjolijns laatste zin.
Marjolijn van de Gender (1994) studeert Taalwetenschap en Nederlands. Ze stond drie keer in de finale van schrijfwedstrijd Write Now! en ging mee met het zomerkamp van Das Magazin en de schrijfresidentie van deBuren. Recent verschenen negen korte verhalen van haar in de bundel Historische Verhalen – korte verhalen uit de Oudheid.
Martine Beetz is ontwerper en illustrator. Een passie voor storytelling, poëzie en metaforiek. Trouw met potlood en of krijt. En altijd met een kopje koffie erbij.