In het Cadavre staren schrijvers nooit naar een leeg vel papier. Ze gebruiken de laatste zin van hun voorganger als begin voor iets nieuws. Zo spelen ze een woordspelletje dat al jaren geliefd is bij verveelde kinderen en Parijse surrealisten.
Vandaag schrijft Nikki Dekker verder met de famous last words van Marijn Sikken.
‘Daantje moet terugkomen’, zeg ik.
Dat was kinderachtig van me. Stompzinnig. Waar je mee omgaat, word je mee besmet, en voor je het weet kerf je iedere donderdag als het afdelingshoofd hakken draagt ‘…Baby One More Time’ in morsecode in je dijbeen.
‘Dat komt ze ook. Morgen weer. Daantje is nu alleen even weg.’ De leugens waarmee ze me hier proberen te sussen. Annemieke had het lege Danoontje simpelweg achter haar rug in elkaar geknepen. Ik hoef het amateuristische paardenschilderij achter haar niet te zien om te weten dat het dier gras uit z’n mond heeft hangen.
Op de achtergrond schelt onze nieuwe wereldleider door de speaker van een derdehands kringlooptelevisie. ‘Ze liegen,’ roept hij steeds opnieuw. Ze liegen. Alles om de lieve vrede te bewaren.
Mees is niet in staat onderscheid te maken tussen mensen en objecten.
‘Weet je al wat je morgen wil hebben?’ Annemieke is naast me gaan zitten, het klembord op schoot. ‘Stoofpeertjes of spinazie? Lamskoteletten of runderrollade?’ Je kan in deze wereld niet bestaan zonder een ander de keel dicht te knijpen.
Neem dit pennetje. Dit suffe, blauwe, pennetje, het fallussymbool eraf geknakt, de dop geknauwd tot het een maanlandschap lijkt: dit pennetje was in de hele geschiedenis van de wereld onmogelijk geweest. Het bestaat pas nu, en het is een wonder, en het wordt zonder pardon opgegeten door een zeeotter in California, die erin stikt. We noemen ze spullen zodat ze minder lijken te bestaan.
Patiënten met het Syndroom van Harman zijn vaak niet in staat normale werkzaamheden uit te voeren.
Alles wat je nodig hebt om een probleem op te lossen, is voldoende tijd en inzet, zei iemand eens tegen me. Met de nadruk op voldoende. Ik kijk naar buiten en zie iemand een ander van straat oppakken, in een prullenbak gooien.
‘Mees, ik wil dat je weet dat je niet alleen bent. Mensen met jouw aandoening voelen zich vaker zo. Dat kan ook niet anders, wanneer je alles ter wereld een gevoelsleven toedicht.’
Ik ben geen dichter, ik leg niemand pijn in de mond.
‘Hoe te overleven in een wrede wereld’ geeft 3 miljoen resultaten op een online zoekmachine, maar geen daarvan vermeldt het Syndroom van Harman.
‘Hoe voel je je vandaag?’ Annemieke noteert elk uur op haar klembord.
‘Verslagen.’ Je moet toch iets zeggen.
De laatste keer dat ik met iemand vocht was in groep 7 van de basisschool. Hij had de bal lek gestoken. Ik sloeg hem een bloedneus. Ik weet nog hoe hij me aankeek, de grote ogen boven zijn afgekloven kinderenhanden, als een kom om zijn neus gevouwen. Hij was vooral verbaasd. Als ik niet was gaan huilen, had de directeur er waarschijnlijk niets mee gedaan.
’s Avonds moesten mijn ouders op gesprek komen. Ik bleef op de achterbank achter, de radio uit, keek hoe mijn vader de deur openhield. Eigenlijk, bedacht ik, was school alleen school als de bel ging. Daarbuiten was het gewoon een gebouw.
Over drie weken borduurt Annemieke Dannenberg verder op Nikki's laatste zin.

Nikki Dekker is schrijver en radiomaker. Haar gedichten werden gepubliceerd in o.a. Tirade en De Optimist, en ze trad op tijdens Lowlands, De orde van de dag en Dit zijn de schrijvers. In maart verschijnt haar nieuwe podcastserie bij VPRO Dorst.

Reinout Dijkstra is illustrator uit Zwolle. Hij maakt tekeningen, schilderingen, foto's en soms ook nog een klein tekstje. Zijn werk is geaard in zijn eigen ervaringen, hij geniet van dingen als lichtval, kleur en is niet vies van een grapje.