Typhoon bleek een meer dan vriendelijke eerste Zomergast; vrolijk en inspirerend genoeg om Janine Abbring een lesje ‘wokeness voor beginners’ te geven. Hij lacht veel, gaat nooit in de aanval en (s)preekt over liefde, rust en menselijkheid. Dat klinkt veelbelovend. Maar prikkelt het? Zet het aan tot verdere reflectie? Vliegt de tijd voorbij terwijl je kijkt? Dat niet.
Dat Glenn de Randamie dit jaar de eerste Zomergast is, voelt een beetje obligaat. Het is een verhitte zomer, waarin alle witte mensen, en al helemaal die in de media, zich moeten ‘verantwoorden’. Voor de aftrap van Zomergasten is De Randamie daarbij een veilige keuze: stralend, liefdevol, op sokken. De bekende zwarte kunstenaars en activisten komen voorbij – jazzmuzikanten, James Baldwin, Basquiat, Aretha Franklin, Martin Luther King Jr. en nog net geen Nelson Mandela – in combinatie met emotioneel geladen scènes uit dramatische films.
Voor het label ‘militant’, dat antiracismeactivisten al snel aan hun broek hebben hangen, lijkt De Randamie immuun. Veel meer dan tegen is hij voor: vóór menselijkheid, vóór vrijheid, vóór vooruitgang. En voor de liefde. En rust. En openheid. Er is weinig tegenin te brengen, maar gedurende de avond ontpopt De Randamie zich als een goedlachse, maar vermoeiende gast op een verjaardag waar je niemand anders kent om mee te praten.
Dat ongeduld merk je ook bij Janine Abbring. Na ieder fragment begint De Randamie (iedere keer weer ontroerd alsof hij het voor het eerst ziet) met: ‘Wat ik hier zo inspirerend aan vind…’ Meestal trapt hij vervolgens een open deur in en herhaalt hij, bijvoorbeeld, de overduidelijke boodschap van het fragment. Zo zien we een fragment uit Hook (Peter Spielberg, 1991), waarna De Randamie begint over ‘de kracht van de verbeelding’. Op zulke momenten zie je dat Abbring verdieping probeert te brengen, een paar stapjes over wil slaan.
Abbring laat het gebeuren als haar gast in de herhaling valt en lacht hartelijk mee
Abbring is daarin sterk. Gelukkig voor de kijker schiet ze niet in de houding van de lieve, luisterende witte schooljuf. Ze vat snel samen en vraagt haar gast, tevergeefs, om te laten zien wat er nou zo bijzonder is aan zijn zienswijze. Zo merkt De Randamie onthutst op dat ‘de rol van Nederland in de tweede wereldoorlog ook niet loepzuiver was’ waarop Abbring een sarcastisch ‘joh’ laat vallen.
Wat Abbring ook zegt, De Randamie reageert altijd even open en aardig. Over zijn thuisloze periode zegt Abbring bijvoorbeeld, vrij cru, ‘je koos ervoor om naast het vangnet te springen’ waarop De Randamie, enthousiast als altijd, vertelt dat hij behoefte had aan vrijheid, ‘the bohemien lifestyle’ wel zag zitten. Steeds meer laat Abbring haar kritische vragen maar helemaal achterwege. Ze laat het gebeuren als haar gast in de herhaling valt en lacht hartelijk met hem mee. Want in de aanval gaan, dat werkt niet bij De Randamie: één en al goedheid, geen vleugje ego of ironie te bekennen.
Toegegeven: het zou ook een beetje gemeen zijn om De Randamie uit de tent te lokken of om cynisch te doen als hij vol furore begint over God, de liefde en het verlichte leven (‘Wat mij definieert is de liefde die ik ben’). Dat voel je als kijker haarfijn aan. Wanneer De Randamie na een fragment uit de feel-good tranentrekker As It Is in Heaven (Kay Pollak, 2004) totaal vervoerd en in tranen is, dan besef je: dit is écht, alles wat Glenn de Randamie zegt komt recht uit zijn hart. Tegelijkertijd werkt dat juist op je zenuwen. De Randamie vertelt heel open en kwetsbaar alles over zichzelf, maar dat is dodelijk voor ieder gevoel van spanning, onthulling of jouissance.
Spannende vragen blijven helaas achterwege
Het is extreem moeilijk om je voor te stellen dat De Randamie ooit een scheldwoord zou gebruiken, een vrouwonvriendelijke grap zou maken, of zou doen aan ‘giftige mannelijkheid’ – als Abbring in zijn bijzijn een woord als ‘kut’ in de mond neemt, klinkt dat zelfs buitengewoon grof. Het stoutste wat De Randamie ooit heeft gedaan, zo lijkt het, is zeggen hoe mooi hij zijn piemel vindt in het bijzijn van een stel collega’s (in een poging om een open gesprek over seksualiteit te beginnen!).
Af en toe vergeet je dan ook dat Typhoon rapper van beroep is, en niet presentator van het Klokhuis of coach op het gebied van mindfulness en non-violent communication. Dat zegt misschien meer over mijn vooroordeel over rappers dan over Typhoon zelf, al zegt De Randamie zelf ook: ‘Als rapper heb ik me stoerder voorgedaan dan ik ben.’ Dat was voordat er een markt bleek te zijn voor rappers die lief en aardig zijn en zich uitspreken voor de emancipatie van de man.
Abbring gaat mee in de braafheid van haar gast, en spannende vragen blijven daardoor helaas achterwege. Zo zien we een enorm boeiend fragment uit de documentaire I Am Not Your Negro (Raoul Peck, 2016), waarin James Baldwin vertelt over het antiracisme van Malcolm X tegenover dat van dominee Martin Luther King Jr. Volgens de eerste moeten zwarte antiracismestrijders feller zijn, zich niet schikken in de rol van de gedweeë Oom Tom met zweverige verhalen over naastenliefde. Hoe staat De Randamie zelf in die discussie? Is hij niet precies de meegaande, blije rapper die over z’n bol geaaid kan worden en witte mensen een goed gevoel geeft?
Als Abbring halverwege de uitzending het karakter van de rapper schetst en vol lof spreekt over zijn vermogen om iedereen op z’n gemak te stellen, dan reageert De Randamie: ‘Ik heb een dosis licht gekregen bij mijn geboorte en ik vind het heel fijn dat ik dat licht kan en mag delen.’ Van zo’n Messiascomplex zou iedereen een burn-out krijgen, zou je denken, en De Randamie kreeg er twee: hij wil iedereen helpen en voor iedereen strijden. Zo mag ook niet het feminisme vergeten worden (vandaar een fragment van de ‘sekszusjes’ van de VPRO: twee lachende blonde meisjes die hun kut kleien).
Waar Ramdas’ verhaal bolstond van historisch inzicht, valt dat bij De Randamie tegen
De Randamies kwetsbaarheid, hypersensitiviteit en drang om zijn verantwoordelijkheid te nemen blijken naadloos aan te sluiten bij de ‘wokeness’ van nu, zij het wel in zijn minst bedreigende vorm. Zonder het expliciet besproken te hebben, lijkt de conclusie te zijn dat ongelijkheid bestreden moet worden door bij jezelf te rade te gaan, een beter mens te worden.
Die gedachte past goed bij het christendom, maar ook bij het dominante denken van nu: alles is eigen verantwoordelijkheid en persoonlijk bewustzijn. We moeten allemaal naar diversiteitstraining en in therapie. Het is een standpunt dat voor de bourgeois status quo geen enkele bedreiging vormt: ik zie de woke millennials al heftig mee knikken, bevestigd in het idee dat ze aan de goede kant van de geschiedenis staan.
Als we dan toch naar de VS kijken om verder te komen (waarom eigenlijk nog?): er is daar inmiddels een interessante discussie gaande over de potentie van “wokeness” en van nu populaire boeken als White Fragility van Robin DiAngelo. Juist in tijden zoals deze is er behoefte aan verdieping. Welke inzichten kan deze nieuwe manier van denken bieden? En wat zijn de beperkingen? Uit de manier waarop dat wokeness steeds meer de mainstream in komt, lijkt te blijken dat het een set van denkbeelden en gedrag voorschrijft dat goed past binnen een hypercompetitieve samenleving waarin we allemaal een steeds betere versie van onszelf moeten worden.
Wat De Randamie wel heeft is een dosis positieve ‘energie’ waar je u tegen zegt
De Randamie heeft zich dat liberale denken en de plicht tot optimisme volledig eigen gemaakt. Daarom moest ik zondagavond ook heel even denken aan de Zomergasten-avond met Anil Ramdas in 1992: geestdriftig en vol overgave verkondigde Ramdas daar de westerse ideologie van vooruitgang en individualisme, waarna hij tot Koning der Allochtonen werd gedoopt. Maar waar Ramdas’ verhaal bolstond van historisch inzicht en scherpe analyse, valt dat bij De Randamie nog vies tegen.
Wat De Randamie wel heeft is een dosis positieve ‘energie’ waar je u tegen zegt. En ook al is zijn karakter naar eigen zeggen getekend door overcompensatie, het staat buiten kijf dat het allemaal geheel oprecht en geen toneelstukje is. De Randamie staat voor vrijheid en dat gaat heel diep; zo leren we dat hij een tijdje geen thuis had uit een verlangen naar ongebondenheid. Zijn strijd voor een wereld waarin iedereen zichzelf kan zijn, met de liefde als wapen, is volkomen authentiek. Dat is bijzonder, ontroerend, en bewonderenswaardig. Maar de eerlijkheid gebiedt te zeggen: het is ook saai, vermoeiend en een tikkeltje irritant om naar te kijken.