Vanaf nu verschijnen de brieven van Melle en Elon niet langer elke week, maar om de week.
Dit is de reactie op Melle's eerdere brief.
Haifa, 6 januari 2010
Hey Melle,
Als ik überhaupt al ooit de behoefte zou voelen om mezelf klem te zuipen, dan nog wel het allerminst met oud en nieuw. Begrijp me niet verkeerd, ik ben heus geen ouwe chagrijn, maar ik merk dat ik er stiekem niets mee heb. Ik voel niets anders dan anders, en er is eerlijk gezegd ook niets anders dan normaal, als je uitgelaten met elkaar aftelt en het dan opeens maar 2010 moet heten.
Want waar hebben we het nou helemaal over? Het is gewoon maar een zoveelste koude nacht in de winter. En in tegenstelling tot de meeste dingen die je als kind van je ouders niet mocht, heb ik vuurwerk ook nooit interessant gevonden. Soms kijk ik even uit het raam, naar de uiteen ploffende vuurbollen. Maar meestal zit ik met een matte blik op de bank, kauw ik traag op een oliebol en nip ik aan de champagne, terwijl de geforceerde nacht ongezien verveling met zichzelf uitgeeuwt.
Daarom vlucht ik het liefst. Naar waar sms-jes met groepswensen mij niet belagen en ik me niet schuldig naar mezelf hoef te voelen dat ik om kwart vóór de deken voldaan over m’n kop trek. Bij wijze van spreken dan. Hier is het nieuwe jaar bijna anoniem aangebroken.
Ik zit op het balkon en kijk uit over de wadi en de Middellandse zee. Haifa is een stad, gebouwd op de hellingen van een berg. Vanaf de top lopen verschillende heuvelruggen als dikke stroop de zee in. Hun kruinen zijn bebouwd, de wadi’s, de ravijnen tussen de uitlopers, zijn dichtbegroeid en onbegaanbaar. Daar wonen zwijnen, slangen en ratten. Op het gefluit van vogels en een verdwaalde sirene in de verte na is het stil. Terwijl de avondzon langzaam achter de horizon verdwijn knippert de stad tevreden met haar ogen in het warme licht.
Haifa, Israël (Foto: Elon Heymans)
Dan klinkt de grote moskee van Kababir, wiens minaretten ik in de verte zie liggen, galmend over de wadi. Kababir is een centrum van de Achmadiyya gemeenschap, een pacifistische afsplitsing van de Islam, gesticht in de 19e eeuw in India. Door hun religieuze denkbeelden zijn ze vervolgd en verspreid geraakt. Ik spits m’n oren en luister naar de klanken. Hoewel ik nog nooit gehoor heb gegeven aan de oproep, luister ik er graag naar, omdat ik zo waardeer dat het kan. Dat ik het gezang van een moskee kan waarderen, zonder dat ik me daar aan hoef te ergeren.
Maar elke keer dat ik de vreedzame oproep hoor, word ik beangstigd door wat ik niet kan begrijpen: waarom mensen in Europa zich toch zo bedreigd voelen door zo’n minaret. Waar zijn die mensen toch zo bang voor, Melle? Ze moeten toch begrijpen dat we, ongeacht de evidente pogingen, andermans ideeën niet kunnen verbieden. Jij schreef in je vorige brief dat empathie steeds verder onder druk komt te staan in onze samenleving en ik ben bang dat je gelijk hebt. Het oprukkende gebrek aan interesse in iets anders dan onszelf heeft de behoefte tot enige positieve benadering van andere mensen en culturen doen verdampen. We zijn wantrouwig geworden. Wat voor problemen er ook moge zijn, in plaats van dat we ze te lijf op basis van enige kennis of begrip van de ander, kruipen we weg voor de meest menselijke van alle eigenschappen, de fascinatie voor andere mensen, en laten we ons leiden door wantrouwen. Met als gevolg dat we steeds verder van elkaar wegdrijven en de mogelijke brug steeds verder erodeert.
Groeten, tot snel,
elon