Dit is de reactie op Melle's eerdere brief.
Foto: Elon Heymans
Jeruzalem, 3 april 2010
Beste Melle,
Na meer dan een week uit de stad ben ik vanavond terug in Jeruzalem. Ik liep van de bushalte, in het epicentrum van het lokale uitgaansleven, naar mijn huis, een wandeling van nog geen vijf minuten. Het viel me op hoeveel mensen er op straat waren, maar die zijn er eigenlijk elke avond wel. Zeker nu het vakantie is. Op weg naar huis loop ik altijd over het Russische veld. Dit ooit ommuurde complex werd in de negentiende eeuw gebouwd om de grote stroom aan Russische pelgrims te faciliteren, maar de pelgrims zijn verdwenen en sinds de periode van het Britse mandaat worden de gebouwen stuk voor stuk gebruikt door overheidsinstellingen. Alleen de Russische kerk, centraal op de heuvel gebouwd, heeft haar functie behouden. Normaal is het altijd leeg en verlaten, eigenaardig voor zo’n open plek, midden in het centrum, maar vanavond zwermen er mensen rond de kerk. Eerst begrijp ik niet waarom. Tot ik een klein kraampje zie dat geverfde eieren verkoopt. Pasen. Ik was het bijna vergeten. Morgen is het eerste Paasdag.
Mijn vader vertelde me afgelopen week aan de telefoon dat de helft van de Nederlanders niet weet waar Pasen voor staat. Terwijl men zich in Nederland voorbereidt op het Paasontbijt, zonder te weten waarom, viert men in Israël Pesach. En net als Pasen in Nederland, is Pesach misschien meer een nationale vakantie dan een religieuze. Ik ben vanavond terug in Jeruzalem om nog een paar dagen Pesach hier door te brengen, maar heb de vakantie grotendeels doorgebracht met familie en vrienden. Ik heb gegeten, op de bank gezeten, een berg beklommen en nog meer gegeten.
De eerste helft van de week was ik bij een oom en tante in het noorden van het land. Zij hebben koeien, olijfbomen en volgend jaar ook citrusbomen. We waren samen bij de koeien langs. Een van de kalfjes was ziek; z’n oortjes hingen naar achteren en hij had niet gedronken. Het dier werd hardhandig vastgepakt en kreeg een spuitje. Een half uur later was de emmer met water leeg. Terwijl we langs de olijfvelden reden vertelde mijn oom waarom hij zo van olijven hield. Bij olijven is er geen toeval: je krijgt wat je erin stopt. Als je je olijfgaard goed verzorgd, heb je een goede oogst en olijfolie van hoge kwaliteit. Als je er geen aandacht aan besteed en onkruid laat woekeren, werkt dat door in het resultaat. Je kunt je nergens achter verschuilen. Het is de hand van de boer die op het land af te lezen is.
Die premisse van het boerenleven heeft me altijd gegrepen. Vanaf dat we op de basisschool oesterzwammen uit een zak zaagsel lieten groeien, of tuinkers op een bedje, ben ik, misschien onbewust, altijd gefascineerd geweest door dit meest elementaire idee. Het idee dat we iets kunnen laten groeien, dat we iets uit de aarde kunnen laten ontspruiten. En dat dat iets dan ontegenzeggelijke waarde en nut heeft.
Melle, kijk nou naar ons, wat kunnen wij nou? We doen ons zeker zeer geleerd voor, maar je weet dat ik me afvraag hoeveel we werkelijk toe te voegen hebben? Vaak denk ik dan aan die passage uit Houellebecq’s Elementaire Deeltjes, als Bruno stelt dat hij van niets waar hij in het dagelijks leven gebruik van maakt, weet hoe je het zou moeten maken. Hij kan enkel twijfelachtige interpretaties voortbrengen over weinig relevante onderwerpen en als de wereld ten onder dreigt te gaan, zouden we aan hem zeker niets hebben.
Interessant in dit licht is de vroegere slagzin in de Nederlandse campagne voor maatschappelijke betrokkenheid: ‘Een betere wereld begint bij jezelf’. Het is een rake zin. Een zin die oproept tot reflectie. Maar het is niet een zin die oproept tot actie. Tot het doen, het actief toevoegen, hoe elementair dan ook.
De Israëlische samenleving kampt met grote problemen, zoals oorlog, armoede en discriminatie. Problemen die zich zonder actieve betrokkenheid vanuit de samenleving niet vanzelf zullen oplossen. Een populair credo zie je op sommige plekken op de muur gespoten: het hoofd van Herzl, de geestelijk vader van het zionisme, met daaronder de tekst ‘lo rotsiem... lo tsarich’: wil je niet, dan hoef je niet. Het is kenmerkend voor de harde realiteit hier, het leven op het scherpst van de snede. Graag of niet.
Foto: Elon Heymans
Op de boerderij van mijn oom was ’s ochtends een kalfje geboren. Zijn vacht was nog vochtig en glansde in kleine krulletjes. Met een aandoenlijke vertwijfeling wist het zich staande te houden toen het voor het eerst op z’n poten getrokken werd. De eerste melk die een pasgeboren kalf moet drinken, bevat noodzakelijke antistoffen: melk van een koe die net gebaard heeft. Deze melk wordt dan in een fles aan het kalf gegeven. We hielden het beest vast bij zijn nek, stopten de fles in zijn mond en meteen begon het te drinken. Maar na een tijdje stopte het. Hierop pakte mijn oom de fles, mompelde ‘wil je niet, dan hoef je niet’ en stond op. Er is genoeg ander werk te doen.
Groet,
elon