Vanaf nu verschijnen de brieven van Melle en Elon niet langer elke week, maar om de week.
Dit is de reactie op Elons brief van twee weken terug.
Amsterdam, 17-12-2009
Lieve Elon,
ik heb op het moment een kat op bezoek. Omdat mijn tante een paar weken op vakantie is, logeert haar kat bij ons. Dat is enigszins lastig, gezien mijn allergie, maar ook leuk. Wij hadden vroeger thuis een kat, maar ik was eerlijk gezegd een beetje vergeten hoe dat was: gezellig, amusant en onderhoudend. En het zet ook aan tot nadenken, die nabijheid van een ander levend wezen. Als je het van een afstandje bekijkt is het intrigerend om een dier zo dicht in de buurt te hebben. Een wezen dat uit zichzelf beweegt, eet, speelt, slaapt en overduidelijk een eigen wil heeft. Zo heb jij zelf kunnen zien hoe hij, toen jij bij ons was eten, weigerde om een ‘kunstje’ te doen, wat hij nog geen half uur tevoren tot drie keer toe had gedaan. Daar stond ik met mijn goede gedrag; ik had beter moeten weten. Iedereen weet natuurlijk: honden doen kunstjes, katten zijn eigenwijs en doen lekker waar ze zelf zin in hebben. Net als mensen, eigenlijk.
Op de keper beschouwd verschillen dieren nauwelijks van mensen, zeker een zoogdier niet. Op een bepaald niveau zijn het natuurlijk fundamenteel vreemde wezens en is het onbegrijpelijk wat er in ze omgaat. Je vraagt je voortdurend af in hoeverre je relatie ertoe gebaseerd is op projectie; projectie van menselijke eigenschappen en van menselijke beweegredenen op zijn gedragingen. Dan lijkt de afstand onoverbrugbaar. In je vorige brief schreef je over de winterslaap alsof dieren mensen zijn. Je gebruikte het gedrag van dieren, om iets duidelijk te maken over menselijke gedragingen. Maar voor een beer is er uiteraard niets mis met de aandrang om in winterslaap te gaan. Hij overleeft er de winter door. Een beer is geen mens. Een mens wel een dier; maar een ander dier.
Nogmaals, ik denk niet dat mensen zo ontzettend anders zijn, met hun grote klomp hersenen en snelle handjes. De afstand is lang niet zo onoverbrugbaar als onze culturele bagage, van christendom, verlichting en humanisme, ons wil doen geloven. Wij zijn allen Gods schepselen, maar de mens is geenszins geschapen om te heersen over alle andere dieren. Het hebben van zelfbewustzijn is, meen ik, in veel minder een wel/niet-kwestie, dan een kwestie van gradaties. En bovendien: wat hebben we er nou helemaal aan? Eigenlijk doen we dieren meestal onrecht door ze met ons te vergelijken.
Ik ben altijd gecharmeerd geweest van het Latijnse spreekwoord Homo homini lupus: de mens is de mens een wolf. Ten eerste omdat het in beide talen zo mooi klinkt. In het Latijn door de dubbeling (homo homini) aan het begin en door het ontbreken van het werkwoord ‘est’ (is), en in het Nederlands door eenzelfde dubbeling (de mens is de mens) en de raadselachtig aandoende, onalledaagse grammaticale constructie, die haast als een bezwering klinkt. Maar ook de inhoud is aansprekend. De mens is voor zijn medemensen als een wolf: levensgevaarlijk. Hij verslindt ze. Niet met zijn klauwen of zijn tanden, maar met die valse klomp hersenen en die snelle handjes. En niet om zijn honger te stillen, maar meestal om zijn eigen hachje veilig te stellen, dikwijls ongeacht de vraag of dat werkelijk is gevaar is of niet.
Eigenlijk is het spreekwoord wel mooi, maar incorrect. Correct zou zijn: de mens is de mens een mens. Er wordt nog al eens gezegd dat ons besef van moraal hetgeen is dat ons kan onderscheiden van dieren. Moraal die gedeeltelijk is gebaseerd op ons inlevingsvermogen: empathie. Maar het ziet er naar uit dat nu juist die eigenschap meer en meer ondersneeuwt in onze samenleving. En dat terwijl er uit de richting van biologen steeds meer geluiden komen dat (sommige) dieren wel degelijk aanleg voor empathie hebben. Sterker nog: dat het empathisch vermogen in sommige gevallen een duidelijk evolutionair voordeel heeft. Zou het zo kunnen zijn dat wij dat voordeel aan het verliezen zijn? Dat wij ons evolutionair kapitaal verkwanselen? Het voelt als een nogal sleetse uitspraak, maar ik vraag het toch maar: is het het gebrek aan empathie, aan inlevingsvermogen, aan medemenselijkheid waar het ons aan ontbreekt?
Als het antwoord ja is, dan kan het ons kennelijk niets schelen. En dat is dan weer veelzeggend.
Veel liefs,
Melle