Vorige week heeft Nederland 17 augustus 1945, in plaats van 27 december 1949, eindelijk erkend als officiële Indonesische onafhankelijkheidsdag. Het politieke discours lijkt daarmee te verschuiven. 'Elkaars pijn en verhaal leren kennen kan helpen om het helingsproces van deze pijnlijke en complexe geschiedenis te bevorderen.' Toch is niet iedereen blij met de verschillende stappen die worden genomen op het gebied van dekolonisatie. Hoe komt het dat sommige partijen deze ontwikkeling tegenzitten, en waar zit hun denkfout?
Om de complexiteit van de dekoloniale Indië/Indonesië-Nederland herdenken te laten zien, zal ik eerst wat de geschiedenis in duiken. Ook mijn eigen familiegeschiedenis. Indonesië stond zo’n 400 jaar lang als kolonie van Nederland op de kaarten onder de naam 'Nederlands-Indië'. Inmiddels is het bekend dat de Nederlandse onderdrukking en slavernij op de archipel bruut en omvangrijk was. Zo maakte een racistisch kastensysteem de dienst uit in Nederlands-Indië. Dit betekent dat je afkomst bepaalde welke rechten je had en hoe je werd behandeld. Helemaal onderaan bungelden de oorspronkelijke bewoners van alle verschillende eiland(groep)en, die het Nederlandse bewind onder één kam scheerden met de term 'Indonesiërs'. Bovenaan het kastenstelsel stonden - dit zal geen verrassing zijn - de Nederlanders. Daartussen had je de Indische mensen; mensen die zowel Indonesische als Europese roots hadden.
Dit onderscheid wordt vandaag de dag overigens nog steeds vaak gemaakt. Ook alle drie mijn grootouders met Indonesische roots hebben bij mij beklemtoond dat wij niet Indonesisch zijn, maar Indisch, of zelfs Nederlands. Dat Indisch-zijn naast een Nederlands deel ook een Indonesische kant heeft, wordt vaak achterwege gelaten.
Toen de Japanners het huidige Indonesië (toenmalig Nederlands-Indië) begin 1942 bezetten, deden ze dit dan ook onder het mandaat van Aziatische dekolonisatie. Azië moest immers bevrijd worden van Europese overheersing, zo luidde hun credo. Daarom werden mensen met Nederlandse roots - waaronder mijn familie - door de Japanse bezetter in dodelijke werkkampen gestopt: de Jappenkampen.
Drie jaar later, op 15 augustus 1945, capituleerde Japan, en Indonesië was ondertussen klaar met alle bezettingen. Twee dagen later, op 17 augustus 1945, riep zij daarom onder leiding van Soekarno haar onafhankelijkheid uit. Wat volgde was een bloedige onafhankelijkheidsoorlog - die de Nederlandse staat nog steeds 'de politionele acties' noemt - waarin Nederland de archipel probeerde te behouden. Hierbij overleden er zo'n 100.000 Indonesiërs en zo'n 30.000 (Indische) Nederlanders. Vier jaar later, op 27 december 1949, droeg Nederland de soevereiniteit van Indonesië over. Pas vorige week, dus bijna 80 jaar na dato, erkent de Nederlandse staat 17 augustus 1945 als officiële onafhankelijkheidsdatum.
'Het is niet nodig is om de ene pijn te ontkennen om erkenning te krijgen voor de andere.'
Tijdens deze onafhankelijksoorlog en in de periode erna zijn er veel Nederlanders en mensen met Nederlandse roots gevlucht naar Nederland. Dit, omdat het vanwege hun afkomst voor velen van hen onveilig was om te blijven - Indonesiërs moesten namelijk met geweld hun vrijheid van Nederland winnen. Andere Nederlanders of mensen met Nederlandse roots vluchtten omdat ze zich (ook) verbonden voelden met hun Nederlandse identiteit, en die niet wilden verloochenen.
De pijnen uit deze verschrikkelijke periode zorgen hierdoor binnen de gemeenschap van Nederlanders met Indonesische roots/Indische Nederlanders nog steeds voor een hang naar de Nederlandse identiteit. Daarbij kan er een anti-Indonesisch tendens heersen en wordt het kolonialisme helaas vaak geromantiseerd. Zo verzorgt op de nationale herdenking in Den Haag, op 15 augustus, het regiment van Van Heutsz (een koloniale oorlogsmisdadiger) nog steeds de vaandelwacht, met het Atjeh-medaille erin. Ook was er vorig jaar veel ophef omtrent een Indonesische ambassadeur die iets eerder dan normaal een krans zou mogen leggen op de herdenking. Daarnaast heeft vooraanstaande Indo Michael Lentze van de Federatie Indische Nederlanders (FIN) gesteld dat ‘de nationale herdenking niet bedoeld is voor derde- en vierdegeneratie-indo’s die met de koloniale geschiedenis van Nederland in hun maag zitten'.
Deze glorificatie van het kolonialisme en de anti-Indonesische houding is zacht gezegd jammer. Ik denk namelijk dat het niet nodig is om de ene pijn te ontkennen om erkenning te krijgen voor de andere. Zo is het ook niet nodig om de Indonesische pijnen van de gruwelijkheden van het koloniale verleden te ontkennen, om de verschrikkelijke pijnen van de Indische gemeenschap te erkennen. Het is nodig om het hele verhaal te vertellen en daar verbinding met elkaar in te zoeken. Sterker nog; het gehele verhaal vertellen kan een meerwaarde zijn in de heling van alle pijnen.
En laat dat nou precies zijn wat de dekoloniale Indië/Indonesië-Nederland herdenking doet. Met succes. Het evenement heeft de afgelopen jaren veel positieve aandacht gekregen. Zo stond het meermaals (met volledige vullende bladzijden) in onder andere Het Parool, Trouw, de Volkskrant en op Hard//hoofd. Ook specialist David Van Reybrouck, maker van de podcast, de documentairereeks en het boek Revolusi noemde het 'een mooi initiatief om eindelijk een ruimere herdenking op te zetten. De focus lag al te lang op Nederlands leed, dan pas op Indisch leed, maar de stap naar Indonesisch, Chinees-Indonesisch leed en dat van anderen werd zelden genomen.'
Daarom heeft de gemeente Amsterdam op de herdenking een krans gelegd. Volgens Wethouder Meliani (portefeuillehouder Diversiteit) geeft de herdenking 'aandacht aan de meerstemmigheid van de geschiedenis voor, tijdens en na de Tweede Wereldoorlog. De herdenking was daarmee verbindend van karakter. Bij de herdenking werden bruggen geslagen naar alle slachtoffers. [...] De herdenking is voor iedereen die, op welke manier dan ook, pijn ervaart van de koloniale en oorlogsgeschiedenis van Nederlands-Indië en Indonesië, of zich voor deze geschiedenis interesseert. Elkaars pijn en verhaal leren kennen kan helpen om het helingsproces van Amsterdam (en Nederland) met deze pijnlijke en complexe geschiedenis te bevorderen.'
Het lijkt erop dat het politieke discours dus in positieve zin aan het veranderen is. Maar niet iedereen staat te zingen vanaf de zijlijn. Zo heeft een gemeenteraadslid van Forum voor Democratie laten blijken het niet eens te zijn met de keuze van de kranslegging, naar wat mij betreft, foutieve redenen. Ik wil bij deze hun denkfout blootleggen.
Van Schijndel creëert met zijn vragen namelijk een onnodige leedvergelijking, alsof er minder ruimte zou zijn voor Indische pijnen wanneer er aandacht komt voor koloniaal geweld en slavernij.
In de zomer heeft Van Schijndel (FvD) schriftelijke vragen gesteld omtrent deze herdenking, waar de gemeente Amsterdam inmiddels antwoord op heeft gegeven. Volgens FvD, gerepresenteerd door van Schijndel, zou de herdenking Indische en Nederlandse trauma’s ontkennen. Van Schijndel beweert dat bij het leggen van een krans op de dekoloniale herdenking 'veel nabestaanden van slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog in Nederlands-Indië en de daaropvolgende Bersiap [de periode na het uitroepen van de onafhankelijkheid] op hun ziel worden getrapt.' De Indonesische vrijheidsstrijders die zich hebben verzet tegen de koloniale onderdrukking en dwangarbeid worden door Van Schijndel 'Indonesisch gepeupel' genoemd. De vragen waren kritisch bedoeld, maar waren duidelijk ongefundeerd en pakten beschamend uit.
De retoriek van Van Schijndel misbruikt de angst dat de trauma’s van gevluchte Indische Nederlanders ontkend zullen worden, zoals dat in het verleden ook is gebeurd. Dit is inderdaad een wezenlijk probleem, wat ook in mijn familie nog steeds veroorzaker is van een groot intergenerationeel trauma. Toch is het zonde dat Van Schijndel afgeeft op de dekoloniale herdenking en daarmee mensen verdeelt.
Van Schijndel creëert met zijn vragen namelijk een onnodige leedvergelijking, alsof er minder ruimte zou zijn voor Indische pijnen wanneer er aandacht komt voor koloniaal geweld en slavernij. Het overschaduwen van het koloniale- en slavernijverleden ten gunste van het Indische verleden is namelijk niet de oplossing. Het erkennen van koloniale wreedheid, slaafmakerij en Indonesische pijnen ontkent immers helemaal niet de trauma’s van Indische Nederlanders, zoals Van Schijndel wel beweert. Sterker nog, het plaatst de trauma’s in een context die nodig is om op een waarachtige manier voor heling te zorgen. Alleen als er ruimte is voor het hele verhaal kan echte genezing plaatsvinden. In plaats van gemeenschappen tegen elkaar op te zetten, zouden politici als Van Schijndel er beter aan doen om de complexiteit van hun gedeelde geschiedenissen te respecteren.
In plaats van gemeenschappen tegen elkaar op te zetten, zouden politici als Van Schijndel er beter aan doen om de complexiteit van hun gedeelde geschiedenissen te respecteren.
Aangezien ik hem niet op de herdenking heb gezien, nodig ik Van Schijndel graag uit om de herdenking eens bij te wonen. Dan zal hij inzien hoe, in de woorden van Wethouder Meliani, 'het karakter [van de herdenking] tegenovergesteld was aan datgene wat vragensteller schrijft.' Het is treurig dat FvD deze kans op verbinding en heling de grond in drukt. Zolang we namelijk niet eerlijk zijn en openstaan voor het hele verhaal van de geschiedenis, kunnen we er nooit van leren en genezen. FvD houdt het verleden het liefst in de doofpot, waar het de ketel verwijt dat hij zwart is. Het is niet de dekoloniale herdenking die trauma’s ontkent, maar de FvD. Het enige wat de partij met deze raadsvragen bereikt, is dat de wonden van het Indonesisch-Nederlandse slavernijverleden blijven etteren.
Het Actiefonds en Hard//hoofd slaan de handen ineen en laten activisten uit verschillende landen aan het woord over hun inspirerende werk. Zo brengen we activisme dichterbij en schijnen we nieuw licht op de strijd voor systeemverandering wereldwijd. Het Actiefonds staat ook in solidariteit met de dekoloniale Indië/Indonesië-Nederland herdenking.