Geen zorgen, dit wordt geen column over mijn kat. Het was dan wel 4 oktober, vele lotgenoten met mij die een kat hebben weten: het is elke dag Dierendag. Wel las ik Life of Pi van Yann Martel (dat boek van de jongen, het vlot, de Bengaalse tijger), daarin staan wat interessante stellingen over mens-dier-verhoudingen.
Ik had de volgende gedachten.
Dierenlogica
Premisse major: Alle dieren die de kans krijgen willen domineren
Premisse minor: Een mens is een dier
Conclusie: …
De grootste habitat hoort bij het dominantste dier
De aarde is een habitat
Conclusie
Een dier dat zich niet bedreigd voelt, valt niet aan
De mens valt aan
Conclusie
Als een dier een ander tegenkomt, zal het bepalen wie van de twee dominant is,
als het dier de laagste in rang is, wordt het vaker bedreigd
zoekt het vaker de superalfa,
zal het vaker doen wat je wilt, tot het alles doet wat je wilt
zolang je maar de alfa blijft
(n.b. blijf altijd de alfa)
Onderaan de voedselketen treft de superalfa de omega
Ad infinitum
In het boek Life of Pi vertelt Yann Martel mij over alfa’s en omega’s: ‘De leeuw die de meeste trucjes doet met de circustrainer, is de laagste in rang: het omegadier. Het omegadier heeft het meest te winnen bij een hechte relatie met de superalfa (de circustrainer).
Het is het meegaande dier, op het oog even groot en angstaanjagend als de rest, dat de ster van de show wordt. De minder gewillige bèta- en gammadieren laat de trainer links liggen.’
Dus de grootste, meest glorieuze leeuw in het circus die door vuur springt, is volgens Martell het grootste mietje.
Mijn kat Sushi laat me nu weten dat ze er nog is via een kopje (lees: schedelbeuk). De grootste alfa die ik ken is mijn kat. De kat is het enige wezen in de voedselketen dat de mens succesvol heeft laten geloven dat hij de baas is. It’s her world, we just live in it.
Een kopje geven, wat wij aanzien voor een liefkozing? Dat betekent niets meer dan ‘Dit is mijn geur en jij bent mijn mens.’
Op schoot? Over je heen lopen in je slaap, bedoel je.
Optillen? Een mep.
Samen spelen met het balletje? Ik moet genoegen nemen met een positie als ballenjongen.
Kunstje in ruil voor beloning? Weigering.
Eten? Ja. Altijd. Meer. Waarom niet nog meer? Nu.
In de relatie tussen mijn kat en mij is zij de circustrainer. Ik spring door de hoepels.
Een andere superalfa was mijn vroegere baas. Toen ik één week gestart was met mijn vorige baan, bleek mijn kersverse bazin te hebben verzwegen dat zij met pensioen ging en dat er een opvolger kwam. Na mijn pauze hing er een onbekende man, wijdbeens, schouders voorover, gorilla-achtig op mijn kantoorstoel.
‘We moeten nou toch maar eens kennismaken!’ sprak de zilverrug, ‘Nu ik de boel hier kom overnemen!’ Hij snuffelde rond, haalde wat papieren uit mijn organizer, zette ze elders weer terug, zei ‘Leuk kantoortje heb je hier,’ en werd mijn baas.
Ik ben ook wel eens een alfa-reiger tegengekomen. Hij ving zogezegd visjes voor me. Ik zorgde voor gezelligheid, vermaak, kunstjes. Ik verdiende genoeg. Toch stond hij me nooit toe een rekening te betalen (zelfs niet als ik dat snel probeerde, als hij naar de wc ging). Want wie betaalt, die bepaalt. Op een dag stopten onze etentjes. Ik was zo gewend geraakt aan mijn omega-positie dat ik helemaal vergeten was hoe duur restaurants eigenlijk zijn.
Alfa’s zitten overal. Ooit, op de theaterschool heb ik eens een semester lang een gier moeten spelen (stel hier maar geen vragen over). Deze dierenstudie werd feestelijk afgesloten met een flashmob op Centraal Station.
Wij, theaterstudenten, moesten undercover in burgerkleding met subtiele dierachtige trekjes langs de Kiosk en de Hema snuffelen. Een bever, een woestijnvos, een reiger en een gier..
Van een afstand zag je slechts vier personen die nu en dan aan hun rug krabden of schichtig naar elkaar keken. Security Guards - ook undercover in burgerkleding - hadden echter toch onze alfa-aanwezigheid opgemerkt.
Er werd beveiliging ingeschakeld. Superalfa’s kwamen uit alle winkelmagazijnen. Net op tijd gedroegen we ons ondergeschikt. Het jaar ervoor was een aantal studenten middenin een act van uil, papegaai en buidelrat kort vastgezet op verdenking van terrorisme.
Neem mijn moeder, die altijd mijn dekbed rechttrok, terwijl ik hem liever in een rupscocon had. Daarmee zegt de alfa: ‘Zwijg, welp, ik weet wat goed voor je is, hier in mijn habitat.’
Dominantiegedrag uit zich ook subtieler. Het aanpassen van andermans habitat is eigenlijk zeggen ‘Ik ben hier thuis, maar jij bent welkom.’ Neem mijn moeder, die altijd mijn dekbed rechttrok, terwijl ik hem liever in een rupscocon had.
Daarmee zegt de alfa: ‘Zwijg, welp, ik weet wat goed voor je is, hier in mijn habitat.’ De vrouwen die de trui van hun vriend tot woning hebben verheven. Mijn geur op jou. Het meisje dat elke dag foto’s plaatst van haar inderdaad zeer fotogenieke vriendinnetje. Mijn mens, zeggen we.
Waarom willen we bezitten?
Goed, we plaatsen alarmen op muren in plaats van tanden in huiden. We doden niet per se alles wat ons territorium binnendringt.
Of wel? Een mug hoeft niet te proberen gezellig bij ons te zoemen. Een wespennest moet geruimd. Een muis trapt in de val.
Goed, we pissen niet over andermans plekje heen om het te op te eisen.
Of eigenlijk wel? Wat te denken van de man die een dampende zak Smullers zit te eten in een volle sprinter, als kers op de taart laat hij zijn frietbakje achter? ‘Ik mag eten en jij ziet maar wat je doet, zie je dat uitwerpsel? Dat is van mij.’
De superalfa Mens heeft inmiddels haar uitwerpselen op de gehele aarde achtergelaten. We leven collectief in één grote wc van het alfadier, andere dieren kunnen zich alleen maar schikken. Steden, bergen en wegen met colablikjes in de berm. Klinkt als mens, stinkt als mens. ‘Van mij! Van mij! Van mij!’
Nu ik mijn filosofische overdenkingen wil afronden, is mijn kat het spuugzat. Vier witte sokjes typen nu wat ze maar willen op mijn toetsenbord (dat ik niet voldoende met geur heb afgebakend.) Beuk! Daar gaat mijn monitor. Zwiep! Een staartje tegen de deleteknop. Het spijt me lezer, ik moet spelen. Ik moet weer door hoepels.
Zo zie je maar weer dat toch, uiteindelijk, elke column over de kat gaat.
Marthe van Bronkhorst (zij/haar) is schrijver, theatermaker en psycholoog en studeerde aan de VU Amsterdam en Harvard Medical School. Ze schreef voor onder meer Theater Ins Blau, Sonnevanck, Over het IJ festival, Kluger Hans, Meander, De Revisor en werkt aan een roman over duikers bij uitgeverij De Geus.
Jessica Bacuna (1996) vindt de wereld een vreemde plek die ze niet altijd begrijpt. Dat inspireert haar om op een speelse manier te illustreren in combinatie met vervreemdende elementen.