In de Hermitage in Amsterdam is een tentoonstelling aan Alexander de Grote gewijd. Fotograaf Erwin Olaf maakte zelfs een heuse trailer voor het geheel. De vraag is: wat maakt het gezicht van deze veroveraar toch zo fascinerend? En wat zegt de manier waarop we helden vereren over onze tijd?
De duistere, heroïsche muziek doet denken aan de openingsscène van een groots opgezette Hollywoodfilm. Steeds trekt een in kunstige schaduwen gehuld gezicht voorbij, onderbroken door teksten als DE MYTHE en ZIJN ERFENIS. De gezichten zijn gebeeldhouwd, gesmeed en zelfs in munten geslagen. De stem van Rutger Hauer begint te vertellen. Over het laatste beeld verschijnen de woorden “De Onsterfelijke Alexander de Grote”.
Wat je hebt gezien is niet de vooraankondiging van een zoveelste film over leven en dood van de Macedonische veroveraar, maar een door fotograaf Erwin Olaf gemaakte trailer voor een tentoonstelling in de Hermitage Amsterdam. Hij kreeg de beschikking over objecten die in de tentoonstelling waren opgenomen: verschillende bronzen en marmeren beelden, een munt, een camee. Deze tonen allen het klassieke portret van Alexander zoals het ook in ons collectieve bewustzijn verankerd is: een jong gezicht met weelderige krullen, een volle mond en grote ogen – een sensuele, geïdealiseerde Olympische god. Erwin Olaf vervlocht de opnamen van de Hermitage-objecten met korte flitsen van een model dat in de huid van Alexander is gekropen; het laatste, indrukwekkende shot toont Alexanders bronzen gezicht dat plotseling de ogen opslaat en de toeschouwer recht aankijkt.
Interessant is dat de tentoonstelling niet een ode is aan de heroïsche jonge koning, die zich tijdens zijn 33-jarige leven heerser over Azië, Griekenland, Macedonië, Perzië en Egypte mocht noemen, en overal steden stichtte die hij Alexandrië noemde. “De Onsterfelijke” probeert juist iets te vertellen over de vele betekenissen die het concept Alexander de Grote over de loop der eeuwen heeft verzameld. De Hermitage heeft het “concept Alexander” opgedeeld in vier thema’s: De Mythe, Zijn Reizen, De Werkelijkheid en Zijn Erfenis.
Veel van de tentoongestelde objecten komen uit de tijd van Alexander en zorgen voor een realistisch beeld van de periode: gedeukte ijzeren soldatenhelmen, gedecoreerde schilden, gedeeltes van strijdwagens. Ook is er een prachtige serie zwart –en roodfigurige Griekse vazen, beschilderd met mythische voorstellingen, Romeinse beelden naar Grieks origineel en natuurlijk de stenen, bronzen en marmeren versies van Alexander. Om aan te tonen hoe ver de mythevorming in latere eeuwen zou vorderen, zien we ook wandtapijten, schilderijen, cameeën en andere decoratieve kunstvoorwerpen waar de heldendaden van Alexander op zijn afgebeeld. Geliefd waren de aangedikte elementen uit zijn levensverhaal die zijn goddelijke status leken te bevestigen: de ontwarring van de Gordiaanse knoop (door middel van één slag met zijn zwaard), hoe hij het paard Boukefalos bedwong en de ontmoeting met zijn toekomstige vrouw Roxane (de dochter van een Perzisch heerser wiens gebied hij had veroverd).
Dit alles zorgt inderdaad voor een meer gelaagde interpretatie van Alexander de Grote; het is een poging de mythe te ontrafelen. Vooral de militaire parafernalia uit de derde en vierde eeuw voor Christus maken dat de tentoonstellingsteksten over Alexanders veroveringstochten echt gaan leven; de Egyptische en Perzische kunstvoorwerpen brengen af en toe de nodige variatie, net als de vele van het Russische hof afkomstige curiositeiten, zoals een uit walrusbeen gesneden tafereeltje uit de achttiende eeuw, getiteld “De Triomf van Alexander” en de beroemde Gonzaga-camee met een dubbelportret van de Egyptische koning Ptolemaeus II en zijn vrouw Arsinoë II. De objecten fungeren als voorbeelden van de verschillende vormen die de Alexander-mythologie in de loop van de tijd heeft aangenomen.
Toen Lodewijk XIV, alias de Franse Zonnekoning, zichzelf uitriep tot “de nieuwe Alexander” gaf hij schilder Charles Le Brun opdracht tot het maken van een serie Alexander-schilderijen voor het Louvre. Reproducties en kopieën van de serie waren zeer populair (in de Hermitage zijn enkele gravures naar Le Brun te zien.) Hier werd Alexander dus gebruikt als politiek symbool, om de status van een heersende monarch te versterken. Eén van Le Bruns bekendste schilderijen, “De intocht van Alexander in Babylon”, toont de jonge vorst in een strijdwagen, getrokken door olifanten. Terwijl overal om hem heen activiteit is, staat de met een lauwerkrans getooide Alexander kalm en onverzettelijk in zijn strijdwagen, als enige omringd door een goudkleurig licht, terwijl hij de toeschouwer recht aankijkt. Hoewel Le Brun Alexander hier net zo clichématig afbeeldt als zijn vele voorgangers, is die rechtstreekse blik even verrassend en enigmatisch als dat laatste shot in Erwin Olafs Morphing Alexander. Alsof de legende heel even tot leven komt.
Maar op de één of andere manier blijft dat gezicht het meest trekken, nog even raadselachtig als voorheen. Erwin Olaf had dat goed begrepen toen hij zijn film maakte: in elk shot zoomt hij in op die bekende gelaatstrekken, om ze van alle kanten te belichten en zelfs eventjes tot leven te brengen. Want dat is het enige wat we echt denken te kennen van Alexander: zijn gezicht. Het was Alexanders hofbeeldhouwer Lysippos die hem als eerste vereeuwigde, en zijn portret werd de standaard voor alle latere afbeeldingen. Het is niet te zeggen hoeveel de kenmerkende gelaatstrekken van Lysippos’ Alexander met de werkelijkheid overeenkwamen. In de biopic Alexander uit 2004 bleek de visuele standaard nog dermate dwingend dat acteur Colin Farrell werd toegetakeld met een blond bloempotkapsel, wat hem buitengewoon ongeloofwaardig maakte als wereldveroveraar.
Alexander de Grote is misschien wel dé archetypische heldenfiguur. Denk aan Alexander en meteen komen woorden als “heroïsch” en “legendarisch” naar boven; daarnaast verschijnt ook direct het beroemde beeld van zijn gezicht waar Lysippos de basis voor legde. Er zijn maar weinig anderen die tijdens hun leven al een welhaast goddelijke status bezaten en tot op de dag van vandaag zo’n vruchtbare bron van inspiratie zijn voor schrijvers en kunstenaars. Julius Caesar komt in de buurt, de Egyptische koningin Cleopatra, misschien de mythische Koning Arthur (maar van hem is het niet duidelijk of hij daadwerkelijk heeft bestaan) en natuurlijk Napoleon Bonaparte. Waar zijn ze eigenlijk gebleven, de ware helden?
Wellicht heeft het een beetje te maken met de intrede van de fotografie rond 1830; een vorst kon niet meer als vanzelfsprekend geïdealiseerde portretten van zichzelf verspreiden in de wetenschap dat de meeste mensen hem of haar toch nooit in levende lijve zouden aanschouwen. Een foto kan meedogenloos zijn.
Anderen die met een beetje goede wil in dit rijtje passen, zoals Lodewijk XIV en Karel de Grote, waren ook monarchen die door hun volk werden aanbeden en talloze malen door kunstenaars zijn vereeuwigd. Maar die verering door het volk was in alle gevallen evenzeer op macht, onderdrukking en angst gebaseerd, als op bewondering. Natuurlijk zijn er na de veldtochten van Napoleon ook despoten en tirannen geweest: meer dan genoeg zelfs. Sommigen werden misschien wel op dezelfde manier vereerd, denk aan Stalin, Hitler, Mao. Het feit dat we nu in detail op de hoogte zijn van hun gruweldaden, maakt echter dat ze nooit meer de status van legende zullen krijgen – en dat is maar goed ook. Hier ligt de ware reden dat er geen “Alexanders” meer zijn: mensen, ook heldhaftige staatshoofden, zijn geen goden – meestal zijn het zelfs gevaarlijke engerds die letterlijk over lijken gaan.
Misschien was het met Alexander ook zo gegaan als hij nu had geheerst. Waarschijnlijk is onwetendheid in dit geval een zegen, en kunnen we onbekommerd genieten van de bijzondere objecten uit de Hermitage. Want wie zou een tentoonstelling met Hitler-portretten willen bezoeken?
'De Onsterfelijke Alexander de Grote' in de Hermitage Amsterdam, tot 18 maart 2011.