‘Luister, het gaat allemaal om denouement!’ brul ik over de wind heen.
‘Danny wat?’ brult Steef terug. Hij gebaart dat ze hem moeten stilzetten. We hangen ondersteboven in de laatste looping, mijn kettinkje klakt tegen mijn neus. Steef is me heel dankbaar dat ik ben gekomen om z’n werk te beoordelen, er komen niet vaak intellectuelen, denkt hij, of hij herkent ze niet. De enige andere schrijver die hij ooit in het park had was hoeheetze op de Tina-dag, en die wilde nergens in.
‘Het spijt me van het lawaai,’ zegt Steef, ‘We werken eraan.’
‘Nee, lawaai is goed,’ zeg ik. ‘Mensen willen gekraak horen, dat verhoogt het achtbaan-gevoel.’
Door mijn haar zie ik een paar oranje hesjes bij de knoppen staan, daarachter glanzen in de carrousel de doodstille paarden met zwarte ogen. Steef pakt iets uit zijn borstzakje, een notitieblokje en HB potloodje.
‘Vind je dat echt? We hadden wat hickups… met inspectie. Ik ben heel benieuwd wat je tot nu toe-’
Direct gaan we achteruit en over de kop c.q. weer rechtop. Mijn buik voelt alsof ik een ballon heb ingeslikt die zich met grote teugen lucht opblaast.
‘Een achtbaan is een verhaal!’ brul ik, ‘Met alle emoties!’
‘Nog niet starten!’
‘Jij denkt alleen aan blijdschap, fun! Maar in een goed! Verhaal! Zitten tegenslagen! Heel! Veel! Zelfs!’
In de schuin hangende bocht stoppen we weer. Mijn ballon slinkt.
‘Wat ZEI ik nou?!’ Steef maakt alle armgebaren die het karretje toelaat.
‘Wij doen niks baas,’ roept een hesje.
‘Wel godverd-’
‘Boosheid, ongeduld,’ zeg ik rustig. ‘Heel bruikbaar. Je begint je verhaal met een onverwachtse wending. Mensen hebben in de rij gestaan, vervelen zich. De beugels gaan naar beneden. Dan laat je het karretje extra schudden bij het instappen. Mensen gaan denken: dit ken ik niet, dit is geen gewone achtbaan, is dit wel veilig? Zaadje geplant.’
We komen langs het begin, de kar stopt en sjeest nu vooruit, ik zie links en rechts van me een hoop hesjes en zelfs een paar Park Security’s aan komen rennen.
‘Zaadje geplant, ja!’ roept Steef, ‘Maar geen echt defect, hmm? Het moet wel leuk blijven. Wat vind je van deze bocht Marthe, creepy, maar leuk toch? We hebben het leuk.’
‘Dan volgt een extra beugel, puur voor de sier: the point of no return. Je kunt niet meer uitstappen. De Reis begint, dat doe je met fun: lekker hobbelen, dat buikgevoel.’ De ballon in mijn buik is inmiddels zo groot dat ik er haast gewichtloos van word.
‘De TWEEDE generator!’ brult Steef naar beneden. Steefs rode hoofd lacht naar me. ‘Sorry, ik heb een hoop stagiairs aangenomen afgelopen zomer.’
‘Als je de bocht om gaat zie je welke loopings er voor je liggen. Dan ontrolt het verhaal zich vanzelf: blijdschap, onnodige vertraging – hier moet je vertraging inbouwen – ongeduld, verbazing, boosheid en verdriet, Steef.’
‘Verdriet?’
We vertragen en bereiken een top. Er springen vonken van de rails en er klinkt een oorverdovend metaalgekreun. De horizon van de hele wereld aarzelt, grijpt zich net op tijd aan de top vast en strompelt over de rails naar ons toe.
‘Er moet altijd één piek zijn die ze wel zien liggen, maar waar ze niet overheen gaan.’
We gaan abrupt zo’n dertig centimeter vooruit, schudden heftig en worden terug in de rugleuning getorpedeerd.
‘Denouement is de ontknoping, het een-na-laatste hoofdstuk,’ zeg ik en ik merk dat we nu schuin omlaag hangen, voorovergebogen alsof we bezoekers zijn die gaan braken. Steef, rood en zweterig, pent aan één stuk door.
‘Maar ik zet het ook vaak in als de valse opluchting,’ benadruk ik, ‘De boel lijkt gered, je rijdt langzaam terug, maar deze looping is dan de een-na-laatste, er komt nog één afgrond, één over-de-kopje.’
We vallen omlaag. Na een kort moment van consternatie aan de grond waarbij woorden, noodtelefoontjes en armgebaren worden gewisseld lijken Steef en ik ons tweede rondje in te gaan, terwijl de hesjes de stopknop blijven indrukken. We remmen bij de start en Steef slaat een assisterende arm die hem de achtbaan uit wil helpen weg. Hij veegt zijn ogen af en glimlacht.
‘Ik wil nog een rondje,’ zegt hij tegen de hesjes. ‘Ik wil dat een-na-laatste hoofdstuk herlezen.’ Ik gebaar ze mijn beugel omhoog te doen en stap uit.
‘Heb je mij nog nodig Steef? Anders ga ik weer aan mijn schrijven.’
Het leven is een achtbaan, je moet alleen zelf de veiligheidsbeugel vasthouden
Marthe van Bronkhorst (zij/haar) is schrijver, theatermaker en psycholoog en studeerde aan de VU Amsterdam en Harvard Medical School. Ze schreef voor onder meer Theater Ins Blau, Sonnevanck, Over het IJ festival, Kluger Hans, Meander, De Revisor en werkt aan een roman over duikers bij uitgeverij De Geus.
Melcher Oosterman is een freelance illustrator uit Rotterdam. Zijn werk bestaat vooral uit tragische en humoristische karakters die stiekem als een soort zelfportret fungeren. Naast commercieel werk houdt Melcher zich bezig met persoonlijke projecten zoals het maken van strips, bedrukken van t-shirts en het brouwen van bier.