Op het WK atletiek in Doha zag Steff Geelen één atlete schitteren door afwezigheid: Caster Semenya mocht niet deelnemen, omdat zij weigert testosteronverlagende medicatie te nemen. Dat ze niet aan de start mocht verschijnen, betekent echter niet dat Semenya zichzelf laat uitwissen.
‘Ik zal ooit Olympisch kampioen worden.’ Dat schrijf ik in mijn dagboek op 12 september 2008. Ik ben dan 13 jaar en goed op weg. Pas op 15-jarige leeftijd spat die droom als een luchtbel uiteen, wanneer mijn lichaam dodelijk vermoeid een verlate puberteit bereikt en ik tegen alle wil en dank in toch borsten, billen en heupen krijg. Ik had dit alles tot dusver sluw weten te ontkomen door mijn voedselinname laag te houden. Tot mijn prestaties als atleet na jaren van karig dieet zodanig kelderden dat ik gedwongen werd tot verandering. Ik kan me moeilijk verzetten tegen het gevoel dat de ontwikkeling die me uiteindelijk inhaalt als een soort bittere grap van God het verkeerde lichaam belaagt. ’s Nachts lig ik urenlang wakker om mezelf uit het oude vermoeden te wringen dat ik op een bepaalde manier, waar ik niet de vinger op kan leggen, niet helemaal klop.
In het weekend van 12 oktober kijk ik naar de wereldkampioenschappen atletiek in Doha. De Nederlandse Sifan Hassan wint zowel de 1.500 als 10.000 meter met verve. Op de 800 meter pakt Halimah Nakaayi uit Oeganda het goud. De Zuid-Afrikaanse atlete Caster Semenya schittert op die laatste afstand door afwezigheid. Op 1 mei 2019 heeft het Zwitserse hooggerechtshof besloten dat Semenya niet mag deelnemen aan de wereldkampioenschappen atletiek tenzij zij instemt met hormoonbehandeling. De geschiedenis herhaalt zich voor de zoveelste maal en ik geloof dat ik boos ben.
Het idee dat vrouwen bescherming nodig hebben tegen ‘mannelijke’ indringers getuigt van misogynie en transfobie
In 2008 kreeg ik, na mijn eigen zoveelste 800 meter, een boek cadeau genaamd Foekje Dillema, de grootste tragedie uit de Nederlandse sportgeschiedenis. Ik vond het onlangs in mijn boekenkast terug. Het verhaal van Dillema speelt zich af aan het eind van de jaren 40. Dillema was een jong, Fries meisje toen ze bekendheid verwierf omdat ze razend snel kon lopen. Zo snel zelfs dat de legendarische en alom geliefde Olympisch kampioene Fanny Blankers-Koen en haar invloedrijke man en coach Jan Blankers, zich geïntimideerd voelden. Net voor de Europese kampioenschappen in 1950 vindt Dillema een brief op haar deurmat waarin staat dat ze een zogenaamde geslachtstest moet ondergaan. Nieuw protocol, niets persoonlijks. Op de ochtend dat de trein richting Brussel vertrekt moet ze, bij wijze van uitleg, verslagen tegen haar teamgenoten hebben gezegd: ‘Ze zeggen dat ik geen meid ben’.
Semenya is een zwarte vrouw met een intersekseconditie. Hierdoor heeft zij in haar zaak niet alleen te maken met discriminatie tegen intersekse personen maar ook met racisme. Semenya’s testosteronwaarden zijn ongeveer driemaal hoger dan bij ‘een gemiddelde vrouw’. Dit zou haar een oneerlijk voordeel geven ten opzichte van die gemiddelde vrouwen. Dat naast hormonen oneindig veel meer biologische en sociale factoren invloed hebben op iemands sportprestaties, wordt in de uitspraak van het Zwitserse Hof gemakshalve genegeerd. Het idee dat vrouwen bescherming nodig hebben tegen ‘mannelijke’ indringers getuigt bovendien van misogynie en transfobie: Semenya is te snel, te sterk en te uitgesproken om een vrouw te zijn.
Semenya’s zwarte, te mannelijke lichaam heeft in de ogen van de atletiekfederatie gefaald
Door haar het recht op deelname te ontnemen, diskwalificeert de internationale atletiekfederatie Semenya niet enkel voor het toernooi, maar ook voor het vrouw, atleet of volwaardig mens zijn. Op de vraag waarom ze geen medicatie wil innemen om haar testosteronwaarden te verlagen, antwoordt ze: ‘It’s like killing yourself’. Dat Semenya dit niet in de figuurlijke zin van het woord bedoelt, weet ik zeker: It ís like killing yourself.
Onlangs zie ik dat Andere Tijden Sport een documentaire heeft gemaakt over Foekje Dillema. De titel? Het Mysterie Foekje Dillema. In zijn introductie van de documentaire stelt Tom Egbers de vraag: ‘Foekje Dillema, het sprintwonder uit Friesland, was ze man of was ze vrouw?’ Zestig jaar na de schandelijke schorsing is de wereld nog steeds slechts geïnteresseerd in één ding: Dillema’s categorisatie. ‘Ben je een jongen of een meisje?’ hoor ik de jongens nog roepen terwijl ze me achtervolgen op hun fietsen. Soms stel ik me voor dat ik hun van repliek had gediend door met mijn armen een weids gebaar te maken, hardop te lachen en glorieus weg te racen.
In de sportwereld ben je enkel een held als je wint. Semenya’s zwarte, te mannelijke lichaam heeft in de ogen van de atletiekfederatie gefaald. Veel queer mensen verstaan de kunst van het verliezen goed. Of het nu gaat om deelname aan wedstrijden, het verkrijgen van privileges of het juist benoemd worden. De wereld kijkt naar ons. Ontleedt ons in hormonen, chromosomen, de hoogte van onze stem, onze uiterlijke kenmerken. Maar Semenya kijkt terug, weigert deelname volgens de voorwaarden van anderen en weigert zo te verdwijnen. Daarmee heeft Semenya meer dan welk wereldkampioenschap dan ook gewonnen:
‘No man, or any human, can make me stop running’.