Sanne Vogel maakte een theatervoorstelling over de huidige generatie twintigers. Zowel deze generatie zelf als de gevestigde orde om haar heen worstelt met de vraag: wie zijn deze verwende jongeren eigenlijk? Maar de voorstelling Late Avond Idealen geeft geen antwoorden en stelt daarom teleur.
De twintiger van nu heeft veel weg van een pas ontdekte diersoort. We kunnen ons de laatste tijd steeds meer verheugen over de publieke aandacht. Net als bij een nieuwe, onooglijke vissoort die ineens ergens blijkt te leven is er onderzoek gaande naar ons: hoe bewegen wij ons in de onze natuurlijke habitat? Wat zijn onze gemeenschappelijke kenmerken? Wat ons onderscheidt van de dieren is dat wij daar zelf ook over nadenken. En voorlopig weten we het antwoord niet. Maar reclamemakers breken zich reeds het hoofd over hoe ze ons moeten benaderen en de traditionele media schijnen iedere twintiger op straat aan te klampen met de vraag hoe ze ons nog kunnen bereiken. Het zal niet lang meer duren voor we worden opgenomen in een catalogus, gelabeld en gearchiveerd. Willen we daar zelf wat inspraak in hebben, dan zullen we moeten nadenken over wat ‘onze generatie’ onderscheidt.
In het theater zijn de eerste pogingen om dit te doen al zichtbaar. De Vogelfabriek speelt momenteel de voorstelling Late Avond Idealen, bedacht en geregisseerd door Sanne Vogel. Een voorstelling over de ‘overgevoelige generatie’ zoals op de flyer staat vermeld. Ik ging dus met een generatiegenoot naar het Rozentheater, alwaar wij een warm bad van herkenning en confrontatie verwachtten. Het ging immers eindelijk eens over ons! En nu zouden we misschien ook gaan snappen wat dat ‘ons’ dan precies betekent. Bij binnenkomst bleek eigenlijk alleen het kassameisje een twintiger. “Misschien zijn alle mensen van onze leeftijd al geweest” opperde mijn generatiegenoot, wat maar weer eens illustreert dat wij geen idee hebben met hoeveel mensen wij in de grote-generatie-vergaarbak liggen. In de zaal stond op ieders stoel een goody bag te wachten, met daarin Fair Trade thee en chocola, een clownsneus van de Cliniclowns en een onwaarschijnlijke hoeveelheid folders over bont, zieke kinderen en het milieu. Naast mij kwam een dikke man in een blauwe fleece-trui zitten, hij begon vast aan de reep chocola. De (oude) mensen om ons heen vermaakten zich prima met de clownsneuzen. Aangezien wij het idee hadden dat ‘onze generatie’, zoals veel andere generaties voor ons, wel eens gedefinieerd zou kunnen worden als jong en arrogant, keken we slechts zwijgend naar het decor: een stralend witte catwalk.
Wat volgde was een nogal ongemakkelijke anderhalf uur. Zes bloedmooie acteurs in prachtige kostuums speelden losse scènes’s rond het hebben van idealen. Ze spraken elkaar aan met hun eigen namen, maar speelden tegelijkertijd nogal overdreven, wat de vraag opwierp of ze daar nu als zichzelf of als personages stonden. Het geheel bestond uit allerlei korte scènes, wat in de persmap wordt vergeleken met het zappen langs verschillende zenders. Hierdoor was het lastig een gemene deler te vinden, iets wat al die losse stukjes verbond en tot een kloppend geheel maakte. Elk ‘stukje’ leek een leuke vondst uit het repetitielokaal, maar oversteeg dat niet, waardoor de voorstelling onaf voelde. Natuurlijk zijn we ondertussen gewend aan montagetheater, maar ook dan heeft het publiek een bindend element nodig, anders bestaat er het risico dat de voorstelling vrijblijvend wordt. Na zoveel aankondigingen en grote uitspraken in de pers dat deze voorstelling over onze generatie zou gaan, zijn de verwachtingen hooggespannen. Wat werd ons nu precies verteld?
Dat leken de spelers niet echt te weten. De scènes’s waren geschreven door de acteurs en regisseuse zelf, maar ook door andere bekende en minder bekende theaterauteurs. De omgang van ‘onze’ generatie met idealen leek het hoofdthema, maar het was niet Sanne Vogel’s bedoeling om een boodschap uit te dragen, zo vertelde ze in de NL20: ”Nou, ik wil absoluut niet dat mensen die mijn voorstelling zien denken dat er een boodschap is. Zo van: een beter milieu begint bij jezelf. Meer wil ik al die twijfels laten zien die er bij komen kijken. Onze generatie is er een met heel veel mogelijkheden en keuzes. Er zijn zoveel mensen die niet meer weten wat ze moeten kiezen en daarom maar niets doen. Hetzelfde lot treft idealen. (…) Het probleem van deze generatie is die verlammende vertwijfeling.”
Foto: Robin Vogel
In Late Avond Idealen vormde elke scène een nieuwe poging om iets te zeggen die nergens op uitliep, door die verlammende vertwijfeling dus. In de publiciteitstekst staat: ”Late Avond Idealen is een opeenstapeling van pogingen om iets te zeggen, maar dat maakt niet uit want het ziet er lekker uit toch?” De toon van dit tekstje geeft aan dat de makers op een luchtige en zelfkritische manier met het thema om hebben willen gaan, door er een soort parodie van te maken. Een parodie op de twintiger van nu. Het punt van een parodie is om datgene dat je wil parodiëren tot op bepaalde hoogte na te bootsen en hier vervolgens tussen de regels door een bepaalde kritiek in te verwerken. Dit vormt dus een diepere laag. Zit dit kritische laagje niet in de parodie, dan is het een kopie. Het is ongeveer het verschil tussen Koefnoen en je Ome Tonnie die met tranen in de ogen Hazes nadoet op feestjes. Een kopie heeft geen eigen zeggingskracht, omdat er verder niks achter zit. Een kopie is dan ook een weinig inspirerend uitgangspunt voor een theatervoorstelling.
Late Avond Idealen wil een parodie zijn op jongeren van nu, maar blijft tussen kopie en parodie in hangen. De kopie is natuurgetrouw, een groot deel van de makers is jong en staat dus dicht bij het onderwerp van de voorstelling. Alles gebeurt op dezelfde jolige toon en zonder al teveel drama. Maar als publiek heb je wel iets nodig om je tanden in te zetten, een kritische onderlaag die het geheel boven alle twijfels uit tilt en een uitspraak doet. Maar dat doet de voorstelling nadrukkelijk niet. Het publiek wordt overspoeld met beelden, folders, muziek en loze teksten, maar niets beklijft. Volgens de makers was dit de bedoeling, het publiek overladen met een ‘teveel aan niks’, omdat dit exemplarisch zou moeten zijn voor de levensvisie van onze generatie. Maar ‘niks’ blijft altijd niks, nul, noppes. Er zit geen betekenis in ‘niks’.
Herkenden mijn generatiegenoot en ik ons in deze voorstelling, voelden wij ons betrapt of geconfronteerd met de harde waarheid over onze in nevelen gehulde generatie? Driewerf neen. Deze voorstelling biedt niet de langverwachte antwoorden over onze generatie, roept geen nieuwe vragen op, wat achterblijft is, inderdaad, niks.
Opvallend was dat het ‘oude’ publiek de voorstelling heel grappig vond. De meesten lachten zich een ongeluk: wat zijn die jonghe menschen toch naïef ende koddig in hun verlammende vertwijfeling! Wellicht was deze voorstelling niet voor ons gemaakt en waren wij, de twintigers, helemaal niet de doelgroep. Misschien is het een voorstelling over ons voor de andere generaties, zodat die kunnen zeggen dat we inderdaad geen idealen hebben. Dat we lui en verwend zijn en niet weten wat het is om hard te werken, op houten banden te fietsen, ergens voor te vechten of honger te hebben. Volgens deze voorstelling zijn we misschien hip en mooi maar vooral hypocriet en oppervlakkig. Daarmee doet de voorstelling toch een uitspraak en laat dat nou precies de uitspraak zijn waar de oudere generaties al op hoopten, maar waar ik me absoluut niet in kan vinden.